Het
schijnt dat een Venloos bedrijf een digitale componist in het leven
heeft geroepen. De hitfabriek-in-wording staat nog in de
kinderschoenen, zo lazen we een aantal weken geleden in deze krant,
maar heeft onlangs een carnavalslied geproduceerd. Nog even, denk je
dan gekscherend, en ook serieuze muziek wordt geproduceerd door
bliepjes en chipjes – het zal de purist ongetwijfeld op de kast
jagen. Logisch: een kunstenaar laat zijn oren niet hangen naar het
grote publiek. We gaan Beethoven – de dove drammer die monumenten
van onvergankelijkheid uit zijn hersens wrong – toch niet vervangen
door een machine?
Het
plan lijkt te absurd voor woorden, maar toch is het leuk om erop
voort te borduren. Per slot van rekening vervoeren we ons in de
toekomst allemaal in zelf-rijdende auto's, en worden onze billen
straks, wanneer we oud zijn, afgeveegd door een robot. Stel, we zijn
tien jaar vooruit, en zo’n apparaat is zo ver dat het, naast een
welgemikte combinatie van melodie, samenklank en ritme, tevens een
sfeer kan oproepen. Bij agitatie klinken bijvoorbeeld onverwachte
sprongen in een snel tempo. Bij berusting horen we exact het
tegenovergestelde. Bij berusting-met-sprituele-ondertonen droppen we
een paar abrupte stiltes. Makkelijk zat, zou je zo zeggen, maar wat
doen we met zoiets als nostalgie?
Dat
laatste was het handelsmerk van Erich-Wolfgang Korngold, de Weense
notenschrijver die in de eerste twee decennia van de 20e
eeuw doorging voor weergaloos wonderkind: niet iedereen debuteert op
zijn dertiende (!) aan de Weense opera, en heeft op zijn zestiende
reeds vijftig stukken op zijn naam staan. Korngold vluchtte in de
dertiger jaren voor de nazi's, week uit naar Hollywood en begon een
tweede leven in de filmmuziek. Not done, volgens het serieuze
wereldje, een beetje alsof Tom Dumoulin de focus verlegt van de Tour
de France naar een kermiskoers in Belgiƫ. Korngold haalde de boeken
als de beste niet-ingeloste belofte van het componistenglide.
Maar
een nostalgisch sfeertje neerzetten kon hij als geen ander. Vlak voor
zijn vertrek schreef hij een vijfdelige Suite voor piano
linkerhand (want besteld door een eenarmige pianist), twee violen en
cello. Het tweede deel is een wals, maar klinkt gek genoeg meer als
een echo daarvan. Korngold rekt het tempo flink uit, waardoor de
sfeer dromerig wordt. Daarbij laat hij regelmatig vertragen op de
derde tel, wat wel iets wegheeft van een overpeinzing (zegt u maar
eens drie keer hoempapa, en vervang daarna de tweede door
hoempapaaa). Een licht-schurende samenklank op zijn tijd maakt de
stemming onwerkelijk.
Dansen
lukt niet meer, door al dat gehannes. Meer is het een subtiele
luister-wals die de indruk wekt van een goede, oude vriend die je
vanuit de verte herkent. Gewoon, door een mens van vlees en bloed
bedacht.
Gepubliceerd op 12 september 2018 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten