vrijdag 24 november 2017

Overdaad schaadt niet

Bron: www.ecstep.com
Met veel weinig doen: je kunt er een meesterwerk mee schrijven, zo bewijst Antonin Dvorák.

Stel, je komt op het dwaze idee om een radioverslag te maken van Beethovens 5e symfonie – ta-ta-ta-daa – op de manier van een voetbalwedstrijd. Als volgt: “En daar gaan ze dan met een thema van vier tonen. Erg spannend. Het begin van een symfonie is altijd spannend, mensen. Ik weet nog niet of het snel of langzaam zal gaan, want ze blijven steeds stilstaan. Het wil nog niet echt van de grond komen. Het lijkt erop, ja inderdaad, het lijkt erop dat er een thema aankomt, mensen. O jee, de violen blijven daar hangen, ze keken even niet uit.”

Het verslag bestaat echt, is hilarisch, en komt van de hand van musicoloog en komiek Peter Schickele. Beethoven leent zich er goed voor: hij kon thema's als rivaliserende kampen tegen elkaar opzetten. Daarnaast duiken in de 5e symfonie de beroemde openingsnoten in íeder deel op, een beetje als een onvermoeibare krijger die steeds opnieuw in een andere vermomming kruipt. Ta-ta-ta-daa werkt als zuurdesem, en bewerkstelligt de ultieme droom van íedere componist: met weinig veel doen.

Dat je met het tegenovergestelde – met veel weinig doen – opvallend genoeg ook een eind kon komen bewees Antonin Dvoràk. de Tsjech die als geen ander zijn muziek kon tooien met naar volksmuziek gemodelleerde deuntjes uit zijn vaderland. Voor hem geen verregaande polarisatie van thema's of andere intellectuele escapades. Ooit, op het toppunt van zijn roem, kreeg de bebaarde slagerszoon een eredoctoraat aangeboden van de prestigieuze universiteit van Cambridge. Hij moet zich gevoeld hebben als een verlegen mus tussen een stel wijsneuzige uilen. Al die professoren en dat ernstige gedoe: veel liever krabbelde hij wat noten, of speelde een spelletje kaart.

Wie naar het beroemde langzame tweede deel uit zijn 9e symfonie Uit de nieuwe wereld luistert hoort, of, zo u wil, voelt, dat hier vooral een sensitieve verteller aan het woord is. Maar liefst vier thema's komen langs, de inleiding – een fluisterzoete verkenning van de donkerste orkestregisters – en de flashback aan het slot naar het hoofdthema van deel 1 niet meegerekend. Ze worden nauwelijks ontwikkeld, alleen gepresenteerd. Dvorak acteert als een gids die zijn groep fijntjes wijst op de finesses van die ene vergulde torenspits, maar voordat iemand een vraag kan stellen over het jaar van ontstaan heeft hij hen al meegezeuld naar de volgende oogverblindende attractie. Een charmant en kleurrijk spreker val je niet in de rede.

Het scheen dat hij in het stuk – in Amerika geschreven – zijn melodieën entte op de muziek van de zwarte bevolking en indianen. Daar zijn de meningen over verdeeld: een beroemd dirigent pluisde ooit uit dat er evengoed Franse, Schotse en Chinese elementen in te horen zijn. Probeer daar maar eens een voetbalwedstrijd van te maken.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 22-11-2017





maandag 20 november 2017

Niet voor bangeriken

Bron: www.gustavmahler.com
Rondom Mahler's 6e symfonie hangt een angstaanjagende zweem van mystificatie

Van zoiets als geliefde muziek wordt wel gezegd dat ze logisch en natuurlijk klinkt. Je moet het idee hebben dat het vertrouwd aandoet, al heb je het wellicht nog nooit eerder gehoord. Een beetje alsof een man voor het eerst kennismaakt met een vrouw, en zich tegelijkertijd afvraagt waar hij haar ooit eerder heeft gezien. Een pakkend begin lijkt daarbij cruciaal: zonder liefde op het eerste gezicht, of, zo u wil, het eerste gehoor, kunnen we wel inpakken.

Het eisenpakket is hoog, maar er zijn uitzonderingen. Igor Stravinsky stopte bij de aanvang van de vorige eeuw zoveel rauwe klanken in Le Sacre du Printemps dat de kans dat het tot mooiste meisje van de klas gekozen wordt voorgoed verkeken is. Toch trekt het stuk volle zalen, markeert het volgens velen het begin van het modernisme, en bestempelde collega-componist Maurice Ravel het als een meesterwerk. Een lelijk eendje kan het slechter treffen.

Ook Gustav Mahler deed rond 1903 nauwelijks zijn best om dikke maatjes te worden met het grote publiek: de Oostenrijker strooide in het vierde deel van zijn 6e Symfonie zo'n berg noten uit over de luisteraar, dat die slechts met grote moeite een eenvoudig wijsje daaruit na afloop kan reproduceren. Zo wordt het nooit vertrouwd, ook al niet omdat zo'n lawine van klanken zich maar moeilijk leent voor een achtergronddeuntje in de wachtkamer van de huisarts, of de receptie van het hotel waar u zo graag vertoeft.

Maar geloof het of niet, een liefhebber doet een moord voor het stuk. Misschien heeft dat ook wel te maken met de zweem van mystificatie rondom de muziek. Het schijnt dat Mahler – een olijkerd was het niet – in de 6e symfonie rouwt om de ondergang van het mensdom. In het vierde deel leidt dat tot een alles of niets strijd van een denkbeeldig personage tegen het lot. Steeds wanneer de overwinning in zicht lijkt wordt hij geveld, in de partituur gesymboliseerd door een doffe klap met een hamer. Dat waren er, verspreid over een half uur, eerst drie, maar de bijgelovige componist, die dacht dat hij met zijn creatie de goden zou verzoeken, bracht het later terug tot twee. Het mocht niet baten, want een paar jaar later kreeg de componist drie mokerslagen te verwerken: de plotselinge dood van zijn dochter, zijn ontslag als dirigent bij de Weense opera, en de constatering van een ongeneeslijke hartkwaal. Een mens zou er bang van worden.

Er zijn lieden die Mahler profetische gaven toedichten. We weten het niet. Wel dat hij blijkbaar na de generale snikkend en handenwringend door de kleedkamer ijsbeerde, zó greep hem zijn eigen symfonie aan. Geliefde muziek is een rekbaar begrip, zoveel is duidelijk.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 25-10-2017



Monument voor een tranendal

Bron: www.last.fm
Aan de rok van de slavin Liù uit de opera Turandot kleeft een opvallend ander talent van Puccini.

Soms zijn kunstenaars zo één met hun vak dat ze zelfs uit een persoonlijke tragedie iets moois kunnen maken. Zo schilderde de grote impressionist Claude Monet ooit een portret van zijn vrouw op haar sterfbed. Op zo'n moment, zou je zo zeggen, heb je wel wat anders aan je hoofd dan te gaan schilderen, maar een ras-artiest stelt nou eenmaal zijn eigen wetten. Kriskras opgebrachte tinten wit, daaronder een hoofd, het geheel de suggestie wekkend van een bleke sluier, vredige slaap, en warm ochtendlicht.

Ook de Italiaanse componist Giacomo Puccini verstond de kunst om een monument te scheppen uit een tranendal. Het heeft allemaal te maken met een slavin uit de opera Turandot, zijn onvoltooide zwanenzang uit 1924. We gaan u hier niet lastig vallen met allerlei details over het verhaal, maar willen wel graag kwijt dat deze opera een ontroerend spektakelstuk over de liefde is, dat de basis een Chinees sprookje is, en dat je als luisteraar vanaf het allereerste moment wordt overdonderd door een exotisch decor en machtige koren.

De slavin heet Liù, en aan haar rok kleeft, tegen wil en dank, een ander talent van de maestro uit Lucca: vrouwen versieren. Puccini's erotische escapades zijn te talrijk om hier uit de doeken te doen – daar zijn weer andere rubrieken voor – maar het feit dat zijn jaloerse vrouw zich ooit stiekem verkleedde als haar man, en vervolgens 's avonds hun landgoed inliep om af te wachten welk vrouwvolk tevoorschijn zou komen, zegt natuurlijk wel wat.

Uiteindelijk ging het gruwelijk mis bij Doria Manfredi, zijn 16-jarige huishoudster. Het verhaal ging dat Puccini 's nachts componeerde, want dan was het stil, en Manfredi op dat moment de strijk deed, want dan was het koel. Appeltje, eitje, moet zijn achterdochtige eega gedacht hebben, en begon een vreselijke hetze tegen het kind. Die was daarvan zó onder de indruk dat ze zelfmoord pleegde. Autopsie wees later uit dat ze nog maagd was – het is een opera op zich.

Er zijn lieden die beweren dat Manfredi stierf uit liefde, want zelfs onder grote druk weigerde ze de naam van Puccini te noemen. Opmerkelijk is dat ook Liù wordt gefolterd, maar het verdomt om iemands naam – in dit geval die van een onverschrokken prins – te noemen. En de gelijkenis met Manfredi wordt nóg treffender als blijkt dat Liù daarna eveneens de hand slaat aan zichzelf. Het lijkt, kortom, wel duidelijk wie hier model heeft gestaan.
Dat de Italiaan zijn fijngevoeligste melodieën bewaarde voor dit personage lijkt zo geen toeval meer. Vooral haar eerste aria, waarin de hoge zangpartij mijmerend fladdert boven lome strijkers, kan een diepe snik ontlokken. Een eenzame vredesduif in een serene oase. Zo doen ras-artiesten dat.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 28-09-2017