donderdag 22 december 2016

Maak uw eigen sprookje!

Bron afb.: www.mdt.co.uk
Nicolai Rimski-Korsakov wilde niets zeggen over het programma van zijn orkestwerk Schéhérazade.

In het eerste decennium van de twintigste eeuw werd Parijs overspoeld door Russen. Ze kwamen in het kielzog mee van Sergej Diaghilev, de flamboyante impresario die de Franse hoofdstad had uitverkozen als standplaats van zijn zojuist gestichte gezelschap Ballets Russes. Diaghilev – een baanbrekend pionier in zo'n beetje alle kunsten – boekte er in 1910 een immens succes met de voorstelling Schéhérazade, gebaseerd op muziek van zijn twee jaar daarvoor overleden landgenoot Rimski-Korsakov.

Die laatste liet zich bij het schrijven van zijn vierdelige stuk inspireren door de sprookjes van Duizend-en-een-nacht. Aanvankelijk besloot hij om ieder deel te voorzien van een titel, maar al vrij snel schrapte hij dat: blijkbaar gaf het schrijvers van programmatoelichtingen aanleiding tot allerlei verkeerde en persoonlijk gekleurde interpretaties van zijn muziek. Het publiek moest, zo oordeelde de componist, zijn fantasie maar aan het werk zetten en daarmee was de kous af.

Als u zich aan de regels van Rimski-Korsakov wil houden moet u niet verder lezen. Maar wanneer uw nieuwsgierigheid gewekt is (dat komt ervan als je een mens wat verbiedt, moet u maar denken) willen wij u de geschrapte titels stiekem wel geven. Het zijn: Sindbad en zijn schip (deel 1), Het verhaal van Prins Kalender (deel 2), De jonge prins en de jonge prinses (deel 3) en Feest in Bagdad – De zee – Schipbreuk (deel 4). Vertelt u het alstublieft niet verder.
Diaghilev was vast en zeker op de hoogte van deze gegevens, maar trok er zich geen fluit van aan. Zijn Schéhérazade speelde zich af in een harem, waarbij de vrouwen bij afwezigheid van hun meester eens flink van bil gingen met een groep negers. Groepsseks, met een wraakscène en bloedbad als toetje toe. Geen wonder dat het publiek na afloop zo opgewonden was.

We lazen ergens dat Rimski-Korsakov – een imposante verschijning met lange baard en klein brilletje – zich in zijn graf zou omdraaien als hij zou weten dat zijn sprookjesachtige muziek zou worden gebruikt voor een voorstelling over seks en geweld. Wij denken daar heel anders over. Dat komt er natuurlijk van als je geen enkele informatie over je kunstwerk wenst te geven. Eigen schuld, dikke bult, moet Diaghilev gedacht hebben.

Eigenlijk is Schéhérazade een stuk programmamuziek – een muzikale beschrijving van een verhaal of gedicht – zonder dat we het programma weten. Dat sommige melodieën ook in andere delen van het stuk terugkomen – een leidmotief of idée fixe – en zo de indruk wekken mogelijk bij een persoon of handeling te horen helpt ons ook al niet verder: Rimski-Korsakov haastte zich te zeggen dat er geen enkel narratief verband tussen was. Dan houdt het op. Er zit niets anders op dan te gaan luisteren en ons eigen sprookje samen te stellen.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d.21-12-2016


Verrassende invalshoeken

Bron afb.:www.npr.org
In het eerste lied van Schumann's Dichterliebe wordt gerept van vlinders in de buik, maar wie denkt dat hier de polonaise wordt gedanst heeft het mis.


Het scheen dat Robert Schumann er als kleine hummel plezier in had personen uit zijn omgeving aan de piano te karakteriseren. Zijn broers, zus, vader en ziekelijke moeder luisterden geamuseerd toe. Soms maakten ze er een spelletje van en trachten ze te raden wie hij nu weer in klanken boetseerde. Het hebben van een wonderkind heeft zo zijn voordelen.
We lazen ergens dat de kleine Robert weleens zijn vader pianistisch onder handen nam, maar dat deze dat zelf niet herkende. Misschien was de ouwe verstrooid, of simpelweg verbaasd wat zijn ukkepuk wel niet allemaal klaarspeelde. Maar het kan ook zijn dat de kleine een invalshoek had gekozen die niet direct voor de hand lag. Althans, daar zou hij later, als volwassen componist, nogal opzien mee baren.

Neem nou zijn liedcyclus Dichterliebe, een verklanking van zestien gedichten van Heinrich Heine. Het stuk behoort tot het ijzeren repertoire van het liedgilde, en beschrijft het verlangen, de twijfels en angsten van een ongelukkige minnaar – het pad van een romanticus gaat zelden over rozen. Kenners zien er een autobiografisch tintje in: Schumann leefde reeds een aantal jaren gescheiden van zijn geliefde, de begaafde pianiste Clara Wieck. Haar dominante vader dwarsboomde hun samenzijn en hun voorgenomen huwelijk, dat pas door de rechter kon worden afgedwongen.

In het eerste lied – Im wunderschönen Monat Mai – gooit de componist meteen al zijn troeven op tafel. De tekst rept van vlinders in de buik, maar wie denkt dat hier de polonaise wordt gedanst heeft het mis. De zanger droomt zich nog wel een slag in de rondte, maar de pianopartij zweeft opzichtig tussen mineur en majeur: de hoofdpersoon heeft zijn hart nog niet verloren of de twijfel slaat al toe.

Nóg subtieler is de insteek in het 13e lied, Ich hab im Traum geweinet, waarin de protagonist ten prooi valt aan waandenkbeelden. De ene keer droomt hij dat zijn geliefde komt te overlijden, de andere keer dar ze hem verlaat, en tenslotte dat ze nog steeds samen zijn. In alle drie de strofes ontpopt hij zich hoe dan ook tot eerste klas jankepot. Maar nergens in het lied wordt het plengen van tranen muzikaal geïllustreerd. Integendeel: Schumann laat het klavier zwijgen. Pas als de zanger in alle eenzaamheid – en na een oorverdovende stilte – zijn zinnen heeft voltooid klinken een paar pesterige samenklanken, als uit een andere wereld. Met bijna niets maakt de componist de beklemmende waanzin voelbaar.

Het is de natte droom van iedere kunstenaar: met weinig middelen alles kunnen zeggen, een beetje vergelijkbaar met een artiest als Toon Hermans, die het publiek soms aan het schuddebuiken kreeg door ze alleen maar aan te staren. Maakt u daar maar eens een spelletje van.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad d.d. 9-11-2016