maandag 6 juli 2020

Muzikaal zuurdesem


Griegs beroemde Pianoconcert is veel meer dan een vergaarbak met hippe volksmuziek

Er schijnt zoiets als een zeewierburger te bestaan. The Dutch Weedburger is de even slimme als grappige naam van de plantaardige hap, zo'n beetje het summum onder de superfoods voor de hedendaagse mens-met-idealen. Het schijnt goed te verkopen, want gezond eten is hot. Meer dan dat: het geeft status. Waar dat voorheen verbonden was met je auto, zit dat tegenwoordig in voeding. Eten is identiteit.

Nu is dat laatste een begrip waar menigeen zijn vingers aan brandt (“bent u al op de kerst-, pardon, wintermarkt geweest?”). Componisten deden daar in de laatste decennia van de 19e eeuw niet moeilijk over: zij gaven hun brouwsels identiteit door er gewiekst allerlei volksliedjes door te strooien. De nationale trend sloeg het best aan bij volkeren die jarenlang onderdrukt werden, zoals Tsjechië. Finland of Noorwegen. Misschien daarom ging de muzikale golf van vaderlandsliefde aan Nederlandse toondichters voorbij: het eerste pianoconcert of symfonie waarin een verzengende climax wordt gebouwd op de tonen van “Daar was laatst een meisje loos” of “Sinterklaas kapoentje” moet nog gevonden worden.

De Noorse notenschrijver Edvard Grieg had daar geen last van. Voorzichtige pogingen zijn reeds te horen in zijn eerste en enige pianoconcert, geschreven als 25-jarige jongeling in een gammel tuinhuisje nabij het stadje Sölleröd benoorden Kopenhagen. Het stuk schopte het tot dé hit uit zijn oeuvre, en sleepte bijgevolg nog een aardig unicum in de wacht: het is het allereerste pianoconcert dat ooit op langspeelplaat is vastgelegd.

In de opening van het eerste en het derde deel is het meteen raak, maar of het bestaande deuntjes zijn of dat de besnorde Noor ze modelleerde naar de vocale folklore van die tijd weet niemand, al lijkt het veel op het laatste. Een bevriende etymoloog wijst er daarnaast fijntjes op dat de drie openingsnoten, een trapsgewijze en een sprongsgewijze wending omlaag, een prototype is uit de Noorse volksmuziek. De scherpe luisteraar zal dit model ook horen in de entree van de pianopartij in het tweede deel, en in de markante fluitmelodie in het hart van het derde deel. Zo'n samenbindend element heet in de muziek een idée fixe – de bakker van zeewierburgers zou het zuurdesem noemen.

Toch is de evergreen uit 1868 nog veel meer dan een vergaarbak met hippe volksmuziek. Kenners noemen het een intelligente creatie, omdat de solist niet alleen maar de prima donna speelt, maar het orkest ook nog een stevige kluif krijgt toegeworpen. De twee zijn constant met elkaar in dialoog, een kunst die Grieg afkeek van het destijds nogal trendy pianoconcert van Schumann. Zou hij zich gerealiseerd hebben dat er zo een stukje Duitse identiteit zijn muziek komt binnen geslopen? Van dat soort vragen heb je bij een zeewierburger nou geen last.

Gepubliceerd op 14 december 2018 in Dagblad De Limburger

Geen opmerkingen:

Een reactie posten