maandag 6 juli 2020

Gevoelige tandwieltjes


Wie naar Ravels Gaspard de la Nuit luistert kan vaak amper horen dat de pianist tot in het kwadraat zit te zweten

Maurice Ravel had de gewoonte om tijdens een fietstochtje langs de Seine steevast af te stappen ter hoogte van een fabriek, om te luisteren naar de zich herhalende mechanische geluiden. Dol was hij op dit soort muzikaal raderwerk – niet voor niets luidde zijn bijnaam l'horloger Suisse – en hij stouwde zijn huis ermee vol. Collega's die hem in Montfort l'Amauri bezochten, zo'n honderd kilometer ten westen van Parijs, ontwaarden massa's speeldoosjes op de schouw, naast een lilliputter-nachtegaal, en een scheepje dat deinde op kartonnen golven als je aan een zwengel draaide. Ieder genie heeft recht op zijn afwijking.

Het leuke voor ons is dat het allemaal te horen is in zijn muziek. Bekendste voorbeeld is natuurlijk de Boléro, waarin een ingenieus ritme met het doorzettingsvermogen van een zeurende peuter een kwartier lang wordt herhaald, ondertussen aanzwellend tot orkaankracht. De bediener van de kleine trom wordt er weleens badend in het zweet van wakker, want de combinatie van mechanische starheid en ongekende precisie is de gemakkelijkste niet.

Maar ook voor zijn eigen instrument, de piano, plaatste de kleine Fransoos zijn zangerige lijnen bij voorkeur tegen een netwerk van aaneensluitende grote en kleine muzikale tandwieltjes. Meest beruchte voorbeeld is Gaspard de la Nuit, een driedelig stuk uit 1908, dat zó moeilijk is dat menige speler het er voor in zijn broek doet. Een overijverig pianist rekende ooit uit dat in het eerste deel gemiddeld meer dan 10.000 noten in 6 minuten klinken, wat neerkomt op zo'n slordige 27 noten per seconde – ja, u leest het goed. En dat terwijl de componist verklaarde dat hij pas in het derde deel het “toppunt van virtuositeit” had geschreven.

Bij dat laatste frons je je wenkbrauwen, want menig notenschrijver heeft een broertje dood aan zo'n loutere stortbui van noten. Best leuk als je het kan, zo luidt de mores, maar als het niet dieper gaat dan dat, is het publiek weliswaar gefascineerd, maar zelden ontroerd. Eigenlijk, zou je zo zeggen, ben je als hoogopgeleide pianist dan niet veel meer dan een koddig aapje uit het circus, die ieder dag opnieuw braaf zijn kunstjes doet.

Een beetje opzoekwerk leert dat Ravel blijkbaar probeerde de moeilijkheidsgraad van het tegenwoordig compleet vergeten Islamey van de Rus Balakirev te overtreffen, een treffend voorbeeld van zo'n showpiece voor ijdele pianisten. Wie echter naar Ravels Gaspard de la Nuit luistert, een drieluik gebaseerd op horrorpoëzie van de Franse dichter Aloysius Bertrand, kan merkwaardig genoeg amper horen dat de pianist tot in het kwadraat zit te zweten. Misschien was dàt wel wat Ravel wilde aantonen: dat virtuositeit geen ijdeltuiterij hoeft te zijn, maar evengoed inhoud kan hebben. Ravel creëerde een Zwitsers uurwerk waar je gemoed van vol schiet, kom daar maar eens om.

Gepubliceerd 17 oktober 2019 in Dagblad De Limburger


Geen opmerkingen:

Een reactie posten