maandag 6 juli 2020

Meesterlijke dwarsligger


In zijn 14e Symfonie uit 1969 legde Sjostakovitsj een fataal bommetje onder het genre dat we symfonie noemen

Ooit was er een tijd dat er bij een symfonie ongeschreven wetten golden. Zo moest de tempo-volgorde van de verschillende delen steeds snel-langzaam-snel zijn, waarbij na het langzame tweede deel nog een intermezzo in de vorm van een dans werd ingevoerd. Zo'n vierdelig stramien gaf ruimte aan het beroeren van een zo breed mogelijk scala aan emoties, ongeveer vergelijkbaar met een kok die in een viergangenmenu de smaakpapillen van zijn gast alle hoeken van de braadpan wil laten zien.

Maar regels houden nooit lang stand in de kunst, het is nu eenmaal geen wiskunde. Sterker nog: nergens anders wordt notoir dwarsliggen zo geprezen als hier. Toch is het weinig bekend dat iemand als Dmitri Sjostakovitsj uiteindelijk een fataal bommetje legde onder het genre dat we symfonie noemen. Ga maar na: diens 14e symfonie uit 1969 bevat liefst elf delen, is eigenlijk een liedcyclus, en van afwisseling in emotie is amper sprake: in ieder deel staat angst centraal. Als dit stuk een meergangenmenu zou zijn krijg je steeds hetzelfde gerecht geserveerd, en toch smaakt het iedere keer weer anders – een kunst op zich.

Nu was Sjostakovitsj een geval apart. Dat hij het ene moment door Stalin werd geknuffeld en het volgende moment gekruisigd, doet wat met een mens. De muziek van de bebrilde Rus is dan ook, om in culinaire termen te blijven, een beetje te vergelijken met een glas wijn, dat bij nader inzien steeds meer smaakt als azijn. De luisteraar laat zich er door meeslepen, omdat hij weet heeft van de bittere omstandigheden waaronder de noten geschreven zijn. Bij weinig andere componisten luistert dat zo nauw.

Na zijn vijftigste werd Sjostakovitsj een pechvogel vanjewelste. Eerst kreeg hij chronische verlammingsverschijnselen, daarna brak hij tot tweemaal toe een been, toen kwam er nog een hartinfarct bovenop. Doodsangst had hem in zijn greep. Hij had in zijn leven al heel wat pesterijen overwonnen, maar toen magere Hein hem stevig in het vizier had deed hij het zowat in zijn broek. In allerijl zocht hij, bij wijze van bezwering, houvast in teksten van dichters als Rilke, Lorca en Apollinaire, en verklankte die. De liederen hadden één macabere overeenkomst: steeds is er sprake van een onalledaagse dood.

De woorden worden met de schamelste tonen bedekt. Sjostakovitsj kon karrenvrachten aan noten over de luisteraar strooien, maar hier vallen alle maskers af. Troef zijn beklemmende stiltes, of de vele eenstemmige passages – vaak door gedempte contrabassen – met de klank van een sluipmoordenaar die ook niet weet waar hij het zoeken moet. Als om de schurende desolatie nog te benadrukken schuift het slagwerk soms aan met een raadselachtig tikje. Elf delen duurt dit meesterlijke menu, slechts geschikt voor ruimhartige smaakpapillen met stalen zenuwen.

Gepubliceerd 6 juni 2019 in Dagblad De Limburger


Geen opmerkingen:

Een reactie posten