maandag 6 juli 2020

Ingeblikte vogelklanken

In het derde deel van Pini di Roma stopte Respighi vogelgeluiden van een grammofoonplaat

In het componistenwereldje gaat de meeste aandacht vaak uit naar pioniers. Ze lappen verworvenheden uit het verleden aan hun laars, meten zich het imago van durfal aan, en experimenteren er lustig op los. Geschiedschrijvers zijn dol op dit soort ruige gasten, en schuiven hun brouwsels vaak naar voren als het enige ware.
Traditionalisten daarentegen worden door hen weggezet als suffe herkauwers die zich keurig aan de regels houden. Een subgroep met zo'n imagoprobleem moet, zo luidt de mores, wel saaie muziek produceren.

Toch wordt vaak over het hoofd gezien dat er in hun midden soms een vakman opduikt. Zo iemand was Ottorino Respighi, de Bolognees die aan het begin van de twintigste eeuw furore maakte met zinnenprikkelende orkestmuziek. Best bijzonder voor een Italiaan in die tijd, want in de laars van Europa moest je scoren met opera om er echt bij te horen. Respighi ging, met zijn carrière in de concertzaal, tegen de cultuur van zijn land in – toch opvallend voor iemand die beschouwd wordt als grijze muis.

In 1924 wrocht hij zich een monument voor de eeuwigheid met Pini di Roma, het vierdelige orkeststuk waarin hij met fijnmazig penseel muzikale beelden schildert van zijn geliefde Rome, zijn toenmalige woonplaats. In de evergreen laat hij kinderen spelen nabij de Villa Borghese (deel 1), mysterieuze gezangen opstijgen uit een eeuwenoude catacombe (deel 2), en legers marcheren op de Via Appia (deel 4) –klankrijke prentbriefkaarten, of, zo u wil, muziek die als een 3D-film aan het innerlijk oog van de luisteraar voorbijtrekt.

Maar aan het slot van deel 3 – de beschrijving van een zwoele, mediterrane nacht in de open lucht – gebeurt er iets merkwaardigs: er klinken realistische vogelgeluiden. Niet gespeeld op een instrument dus, maar afkomstig van een originele grammofoonplaat – gewoon een ordinaire druk op de knop. De vraag is: waarom deed hij dit? Want goedkoop is het wel, al is het in zekere zin ook wel weer revolutionair: de mix van orkestklanken met live-elektronika was voor die tijd ongehoord.

Een beetje componist zal dit soort geluiden laten spelen door de instrumenten van het orkest. Nu is het alsof je in een restaurant je favoriete visgerecht bestelt, waarna de kok vlak voor je neus een blik sardientjes op je bord legt. Wegwezen hier, denk je dan. Of wilde Respighi per se de klank van dat ene vogeltje – op de plaat klinkt een nachtegaal – horen? We weten het niet.

Het gekke is nu dat het, ondanks alle bezwaren, wel werkt: menigeen raakt vertederd door dat vreemde getjilp, en de eerste luisteraar die mopperend de zaal verlaat moet nog gevonden worden. Hoe dat komt, daar heeft zich nog geen enkele geschiedschrijver over uitgelaten. Soms zijn de wegen van een traditionalist ondoorgrondelijk.

Gepubliceerd 25 september 2019 in Dagblad De Limburger




Geen opmerkingen:

Een reactie posten