maandag 6 juli 2020

Hongaars griezelkabinet


Ligeti's 1e strijkkwartet “Métamorphoses Nocturnes” staat bol van de uitersten

Muziek uit de twintigste eeuw wordt in het algemeen bij het grote publiek niet sexy bevonden. De luisteraar, tuk op een zingbare melodie, klaagt dat de noten van hot naar haar gaan en voelt zich ontheemd, een beetje alsof hij naar zijn favoriete café gaat, maar hij proeft een ander biertje, en hij ziet zijn vertrouwde barkruk niet meer. Piep-knars muziek wordt het ook wel genoemd. Het schiet natuurlijk niet op met zo'n imago, en programmeurs kijken er wel voor uit om hele avonden met dit soort partituren te vullen.

Toch zijn er uitzonderingen. Zo zijn velen dol op het orkestwerk Atmosphères van de Hongaar Györgi Ligeti. Het zegt u wellicht niets, maar deze muziek uit 1961 gebruikte de wereldberoemde Amerikaanse regisseur Stanley Kubrick in zijn rolprent 2001: A Space Odessey, dé klassieker in het science fiction genre.

In zijn stuk gebruikte Ligeti klankweefsels die langzaam van kleur verschieten, ongeveer alsof een zwerm zoemende muggen rond je hoofd cirkelt, soms kortbij, soms wat verder af. Micropolyphonie noemde hij deze klanktovenarij, die wel kan bestaan uit tientallen door elkaar kringelende melodieën. Veel moderner kon je het in die tijd niet krijgen.

Dat het werk aansloeg komt misschien omdat Kubrick er beelden aan toevoegde, hoewel het ook zo kan zijn dat Ligeti gewoon een steengoede componist is. Sowieso hield hij van extremen. Zo duiken regelmatig aanwijzingen in zijn muziek op als ppppppp, wat zoiets betekent als zes maal zo zacht als zacht. En er bestaat een stuk waarin de fagot een onmogelijk hoge noot loeihard moet spelen. Menige speler tikt hier met zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd, maar Ligeti was ze voor en schreef er gewiekst bij: Unbedingt dieses G. Es ist möglich!”

Zijn hang naar uitersten is ook te horen in zijn 1e strijkkwartet Métamorphoses nocturnes, een stuk uit 1953 waarin nadrukkelijk de geest van zijn landgenoot Bela Bartok rondwaart. Die laatste had in Hongarije een onaantastbare status, een beetje vergelijkbaar met iemand als Johan Cruijff in Nederland. Hij kon het publiek opzwepen met obsessieve ritmische patronen, en had patent op wat hij als nachtmuziek omschreef: de mysterieuze klank van kleine figuurtjes tegen een donkergetinte achtergrond.

In zijn tiendelige strijkkwartet blijkt Ligeti net zo goed de verbeelding te kunnen prikkelen. Hij laat de vier strijkers klinken als luid-knetterende gitaren, laat zacht-zoekende melodieën wanhopig wegkwijnen op een eenzame bastoon, en dropt tussendoor een mal walsje als van een hopeloos verwarde pierrot. Contrasten te kust en te keur in dit griezelkabinet van een dertigjarige, waarin de eerste vier noten van de viool constant in een ander licht worden gezet.
Bela Bartok mocht dan Johan Cruijff zijn, Györgi Ligeti was op dat moment toch zeker Frenkie de Jong.

Gepubliceerd 24 april 2019 in Dagblad De Limburger



Geen opmerkingen:

Een reactie posten