vrijdag 16 juni 2017

Tegen de haren in strijken


Bron: www.postalmuseum.sl.edu

Charles Ives' originele creaties werden in zijn tijd hooguit gezien als een verkeerde grap

Een beetje componist verstaat de kunst om een melodie te combineren met een tegenmelodie. Te laten harmoniëren welteverstaan, want de gemiddelde luisteraar is even dol op welluidende muziek als de lekkerbek op een volle maag. Maar wat als het níet harmonieert? Het antwoord is simpel: het merendeel van het publiek zal zich voelen als een goedwillende hond die tegen de haren in wordt gestreken. Probeert u maar eens in een goedgevuld café Zie ginds komt de stoomboot te zingen, terwijl uw buurman lukraak tussendoor Stille Nacht aanheft. Wij voorspellen dat de barkrukken rondom dit duo leeg zullen blijven.

De componist die voor het eerst opzettelijk gebruik maakte van, laten we maar zeggen De Foute Combinatie, heette Charles Ives, een Amerikaan wiens originele creaties in zijn tijd hooguit werden gezien als een verkeerde grap. Pionieren had hij overigens van geen vreemde. Het scheen dat zijn vader – kerkorganist, koor- en blaasorkestdirigent – er een handje van hand om tijdens een onweer de donder op de piano te imiteren door de snaren te verstemmen. Ook maakte hij met alle glazen in huis een toonladder in kwarttonen – de denkbeeldige toon tussen een witte en een aangrenzende zwarte toets.

Het mooiste staaltje van papa Ives was evenwel de gewoonte om met zijn zoon bij een optocht van muziekkapellen het hoogste punt van de kerktoren te beklimmen. Door het hoogteverschil en de wind die vrij spel had trad er een tijdsvertraging en dynamische vervorming op, waardoor het leek alsof de muzikanten op de begane grond het ene moment in de maat speelden, en het volgende moment pardoes op elkaar botsten.

Staaltjes van deze muzikale anarchie vinden we overal terug in het oeuvre van Charles Ives. Zo ook in de 2e pianosonate uit 1915, ook wel Concord Sonata genoemd, een buitensporig moeilijk muzikaal portret van vier filosofen die in de 19e eeuw in Concord Massachusetts leefden. Meest tot de verbeelding sprekende aanwijzing: de voetnoot bij extreem ingewikkelde passages dat dit stukje bij voorkeur met de hulp van een tweede pianist moet worden uitgevoerd, bijvoorbeeld degene die de blaadjes omslaat. Uniek, zo'n opmerking, alsof de leiding van de Tour de France aangeeft dat bij de beklimming van de Alpe d'Huez een wielrenner zich af en toe best even aan de ploegleiderswagen mag vasthouden.

Ives' onbedwingbare uitvindersgeest gaat helemaal los in het snelle tweede deel. Uit een bonte zwerm noten tovert hij een stuk of wat flierefluitende deuntjes omhoog, en een onvervalste dijenkletser combineert hij met een begeleiding die hopeloos uit de pas loopt. Aan het slot gooit hij meerdere deuntjes compromisloos op een hoop, als een jukebox die de laatste stuiptrekkingen vertoont voordat hij ontploft. En dat is geen grap.

Gepubliceerd in Dagblad de Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 31 mei 2017




Een bloedneus, een kat en Mr. Crescendo


Bron: aquqplant.pro
De première van Rossini's Barbier van Sevilla verliep wel heel erg turbulent

Er zijn een aantal beroemde opera's die bij hun première hopeloos flopten. Zo scheen er in 1875 aan het slot van Bizet's Carmen geen hond meer in de zaal te zitten. Moeizaam verplaatsbare decorstukken waren het euvel, waardoor het stuk tot ver na middernacht uitliep. Het kon ook met de puriteinse smaak van het publiek te maken hebben, want je keek wel uit om naar een drama over een ordinaire zigeunerin te gaan. Ook de eerste voorstelling van Verdi's La Traviata kon het wel schudden, maar dat komt er van wanneer een schorre dikkerd de rol op zich neemt van een door de tering uitgemergeld grietje.

Nooit echter was de ontluistering zo groot als bij Rossini's Barbier van Sevilla, het stuk dat tegenwoordig wordt beschouwd als de beste komische opera aller tijden. Ooggetuigen reppen over constant hoongelach, veroorzaakt door een groep felle tegenstanders van de componist. Daarnaast lezen we over een struikelende bas die zich met bebloede neus door zijn aria worstelt, en een verdwaalde kat op het toneel die meer aandacht trok dan het eigenlijke schouwspel.

De 24-jarige Rossini moet zich de haren uit het hoofd getrokken hebben, hij had zich immers de pestpokken gewerkt om alles op tijd af te krijgen. Op 26 december 1815 zette hij zijn handtekening onder een contract waarin stond dat de opera op 24 januari 1816 af moest zijn. Het zegt u misschien niets, maar in tijd uitgedrukt leverde hij zo'n 150 minuten muziek in 30 dagen. In de verbintenis stond ook dat de première op 5 februari van dat jaar zou zijn. Dat het libretto nog moest worden geschreven werd overigens nergens vermeld.

Je vraagt je af hoe de Italiaan dat huzarenstukje voor elkaar heeft gebokst. Goed, de ouverture bietste hij uit een van zijn andere opera's, en wellicht viel hij voor het overgrote vocale deel terug op eerder gemaakte schetsen. Maar de zangers zouden je best een toffe peer vinden wanneer ze nog een beetje tijd zouden hebben om hun aandeel in hun geheugen te persen. Het decor, de kostuums, de regie? Laten we het daar maar niet over hebben.

Je zou bijna over het hoofd zien dat er in het stuk talloze voorbeelden zitten van een wezenskenmerk van Rossini's stijl dat hem een leuke bijnaam opleverde: Mr. Crescendo. Het recept is eenvoudig: verzin een simpel deuntje voor het orkest, laat dat bij een stuk of wat herhalingen stevig aanzwellen, terwijl ondertussen de vocalist er nog wat woordjes bij kweelt. Bruisende energie verzekerd. Zo krijgen we de maten wel vol, horen wij u zeggen, al zal de scherpe luisteraar opmerken dat de meester er nog wel wat geraffineerde details aan toevoegde. Een meesterwerk schrijf je heus niet zomaar.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 17 mei 2017