Bij
de wereldpremière in 1913 van Stravinsky's Le Sacre du Printemps
werd gesputterd, gefloten, geruzied, met wandelstokken gedreigd, en
gleufhoeden over de oren en ogen van tegenstanders getrokken.
Een
spijkerbed heeft iets afschrikwekkends. Het schijnt van allerlei
moois in je lichaam te activeren, maar je bereikt dat slechts door je
rug bloot te stellen aan honderden messcherpe puntjes. Voor velen een
brug te ver, al haasten mensen die er verstand van hebben zich erbij
te zeggen dat de pijn wel meevalt: : je voelt niet alle spijkers
apart, meer een groot prikkelend oppervlak. Leg een appel op een
heleboel nagels, zo vergelijken ze, en hij blijft ongedeerd, terwijl
een enkele spijker de vrucht zal spietsen.
Het
muzikale equivalent van een spijkerbed heet Le
Sacre du Printemps.
De Rus Igor Stravinsky schreef het stuk voor groot orkest in een
minuscuul vertrek van tweeënhalf bij tweeënhalf in 1911 in een
pension in het Zwitserse Clarens. Onderwerp is een heidens ritueel
waarin een tot offer gewijde maagd moet dansen tot ze het loodje
legt. Als om de rauwheid van dit tafereel te illustreren stopte
Stravinsky in zo'n beetje iedere welluidende samenklank een of meer
vreemde tonen, ongeveer als een gastheer die stiekem een scheutje
azijn in de wijn van zijn bezoekers druppelt.
Het werk schopte het tot een
van de grootste schandalen uit de muziekgeschiedenis: bij de
wereldpremière in 1913 in Parijs werd gesputterd, gefloten,
geruzied, met wandelstokken gedreigd, en gleufhoeden over de oren en
ogen van tegenstanders getrokken. Meest tot de verbeelding sprekend
is het verhaal dat door het tumult de dansers op het toneel – van
origine is het balletmuziek – het orkest, dat toch heel wat
decibellen produceert, niet meer konden horen. Hooliganisme in het
theater: het Franse publiek was zijn tijd ver vooruit.
Le
Sacre du Printemps
stond destijds op het programma van de Ballets
Russes, het
gezelschap dat onder leiding van de flamboyante directeur Sergej
Diaghilev een grote naam had opgebouwd met eigentijdse producties.
Hun trouwe aanhang botste met een society-publiek dat zijn leven had
doorgebracht te midden van stoffige guirlandes en doorgezakte
canapés. Vertrouwde plaatjes wilden ze zien, meer niet, en voor de
rest pronkten met hun parels en struisvogelveren. Nieuwe kunst –
merde alors!
– was maar hinderlijk.
Het
stuk heeft een hoge vlucht genomen, best opvallend voor een partituur
die voor een groot gedeelte bestaat uit met azijn aangelengde wijn.
Sterker nog: velen ervaren een live-uitvoering als aangrijpend, zelfs
ontroerend. Misschien komt dat omdat diffuse samenklanken de
zuurgraad, en dus de spanning, stevig verhoogt. Of ligt het aan de
pompende ritmes die eronder liggen, waardoor het tafereel een
aanzuigende, dwingende werking krijgt. Of komt het simpelweg door de
context: wanneer we ons een aangrijpend gebeuren voorstellen – een
jonge vrouw die in de knop sterft – kan schurende muziek blijkbaar
opeens als mooi worden ervaren.
Toch
genoeg redenen om dit muzikale spijkerbed eens uit te proberen.
Gepubliceerd op 15 januari 2020 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten