dinsdag 7 juli 2020

Muzikaal spijkerbed


Bij de wereldpremière in 1913 van Stravinsky's Le Sacre du Printemps werd gesputterd, gefloten, geruzied, met wandelstokken gedreigd, en gleufhoeden over de oren en ogen van tegenstanders getrokken.

Een spijkerbed heeft iets afschrikwekkends. Het schijnt van allerlei moois in je lichaam te activeren, maar je bereikt dat slechts door je rug bloot te stellen aan honderden messcherpe puntjes. Voor velen een brug te ver, al haasten mensen die er verstand van hebben zich erbij te zeggen dat de pijn wel meevalt: : je voelt niet alle spijkers apart, meer een groot prikkelend oppervlak. Leg een appel op een heleboel nagels, zo vergelijken ze, en hij blijft ongedeerd, terwijl een enkele spijker de vrucht zal spietsen.

Het muzikale equivalent van een spijkerbed heet Le Sacre du Printemps. De Rus Igor Stravinsky schreef het stuk voor groot orkest in een minuscuul vertrek van tweeënhalf bij tweeënhalf in 1911 in een pension in het Zwitserse Clarens. Onderwerp is een heidens ritueel waarin een tot offer gewijde maagd moet dansen tot ze het loodje legt. Als om de rauwheid van dit tafereel te illustreren stopte Stravinsky in zo'n beetje iedere welluidende samenklank een of meer vreemde tonen, ongeveer als een gastheer die stiekem een scheutje azijn in de wijn van zijn bezoekers druppelt.

Het werk schopte het tot een van de grootste schandalen uit de muziekgeschiedenis: bij de wereldpremière in 1913 in Parijs werd gesputterd, gefloten, geruzied, met wandelstokken gedreigd, en gleufhoeden over de oren en ogen van tegenstanders getrokken. Meest tot de verbeelding sprekend is het verhaal dat door het tumult de dansers op het toneel – van origine is het balletmuziek – het orkest, dat toch heel wat decibellen produceert, niet meer konden horen. Hooliganisme in het theater: het Franse publiek was zijn tijd ver vooruit.

Le Sacre du Printemps stond destijds op het programma van de Ballets Russes, het gezelschap dat onder leiding van de flamboyante directeur Sergej Diaghilev een grote naam had opgebouwd met eigentijdse producties. Hun trouwe aanhang botste met een society-publiek dat zijn leven had doorgebracht te midden van stoffige guirlandes en doorgezakte canapés. Vertrouwde plaatjes wilden ze zien, meer niet, en voor de rest pronkten met hun parels en struisvogelveren. Nieuwe kunst – merde alors! – was maar hinderlijk.

Het stuk heeft een hoge vlucht genomen, best opvallend voor een partituur die voor een groot gedeelte bestaat uit met azijn aangelengde wijn. Sterker nog: velen ervaren een live-uitvoering als aangrijpend, zelfs ontroerend. Misschien komt dat omdat diffuse samenklanken de zuurgraad, en dus de spanning, stevig verhoogt. Of ligt het aan de pompende ritmes die eronder liggen, waardoor het tafereel een aanzuigende, dwingende werking krijgt. Of komt het simpelweg door de context: wanneer we ons een aangrijpend gebeuren voorstellen – een jonge vrouw die in de knop sterft – kan schurende muziek blijkbaar opeens als mooi worden ervaren.
Toch genoeg redenen om dit muzikale spijkerbed eens uit te proberen.

Gepubliceerd op 15 januari 2020 in Dagblad De Limburger

Geen opmerkingen:

Een reactie posten