vrijdag 13 maart 2015

Hoed u voor Stravinsky

Stravinsky's vioolconcert lijkt op een 18e eeuwse woning waarvan de meubels op een verkeerde plek zijn gezet.


Bron: www.anb.org
Rond 1917 kwam Sergej Diaghilev - de excentrieke impresario van de Ballets Russes - op het idee muziek uit de 18-eeuw op het affiche te zetten, om zo in te spelen op de voorliefde van het grote publiek. Hij spoorde zijn oude makker Igor Stravinsky op, speelde hem wat stukken door van de Italiaanse barokmeester Pergolesi, en vroeg hem daar een orkestratie van te maken voor een ballet. Stravinsky stemde toe, maar deed iets hoogst ongebruikelijks: in plaats van het origineel letterlijk om te zetten schrapte hij wat maten, plaatste opvallende deuntjes een tel of wat later, liet ritmes uit de pas lopen, en morrelde aan de tempi.

Het resultaat van dit eigenzinnige knip- en plakwerk klonk ironisch en opvallend mild. De heersende avant-garde beschouwde het aanvankelijk dan ook als een slechte grap. Logisch: Stravinsky stond bekend als de hooligan onder de componisten en kwam opeens met neo-classicistische kost aanzetten. Als modern notenschrijver moest je in die tijd de traditie afzweren, anders was je maar een watje.

Je kunt je afvragen of Stravinsky's nieuwe stijl wel zo behoudend was. Eigenlijk gedroeg hij zich als een binnenhuisarchitect die de klassieke meubels van een 18e-eeuwse woning op een ongebruikelijke plek zette, de bank doormidden zaagde, stukjes parketvloer op de muur schroefde, het voetenbankje als bijzettafeltje gebruikte, en de bruine poef een knalroze kleurtje gaf. Wat je ziet is vertrouwd en verwarrend tegelijk - wie dat verschil niet opmerkt moet nodig naar de opticien.

Stravinsky schreef in 1931 een vioolconcert met werken van Bach als model. Delen van het stuk droegen conventionele titels zoals toccata, air en capriccio, terwijl het speelse samenraapsel eigentijds nog werd opgeleukt met drammerige ostinati en kuitende dissonanten. De traditionele solocadens - de plek waar het orkest zwijgt en de solist in zijn eentje zijn gang mag gaan - werd geschrapt, want Stravinsky had een broertje dood aan solistische virtuositeit.

Opvallend is dat alle delen openen met exact dezelfde samenklank. Het idee daarvoor was ontstaan op een servet in een restaurant, waar Stravinsky een vorkje prikte met Samuel Dushkin, de violist die de componist wees op de ins en outs van zijn instrument. De klank was ongebruikelijk en paste maar net op een viool.

Stravinsky noemde dat akkoord een paspoort. Waarom weten we niet. Misschien omdat het elementen van zowel de oude als de nieuwe tijd bevatte, en je er dus mee kon reizen van het een naar het ander. Het bestond uit de tonen van een traditionele drieklank, maar op dwarse wijze over de notenbalk geplooid, bovendien werden er nog een tweetal vreemde tonen tussen gesmokkeld.

In Stravinsky's 18e-eeuwse woning hebben de klassieke deuren allemaal een eigentijds belletje.



Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 12-03-2015