maandag 6 juli 2020

Miraculeuze morsetekens

In Arvo Pärts Trisagion verandert bijna niets in heel veel

Op 11 maart 1791 vond er een mirakel plaats in Londen. In de Hanover Square Rooms, een dot van een concertzaal – nu helaas afgebroken – klonk de wereldpremière van de 96e symfonie van Joseph Haydn. Het stuk viel zó in de smaak dat het publiek na de laatste noot massaal klappend naar het podium rende. Juist op dat moment donderde een kroonluchter in het midden van de zaal naar beneden. Niemand raakte gewond. Een wonder. De symfonie dankt er zijn bijnaam aan: de mirakelsymfonie. 

De gebeurtenis spot met een wijdverbreid adagium in de klassieke muziek dat zegt dat goede muziek haar geheimen pas prijsgeeft na herhaaldelijk beluisteren. Schreef Haydn wellicht foute noten? Uitgesloten: we luisteren er nog steeds naar. Was de zaal gevuld met kenners dan, die 11e maart? Of was dit een van de spreekwoordelijke uitzonderingen? Zo'n adagium is best hinderlijk. Stel, je past het toe op andere genres: het restaurant waarvan dat ene gerecht pas bij het derde bezoekje smaakt, of die film die je pas bij het vierde bioscoopbezoek begrijpt. Zo leer je het wel af.

Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn er een aantal componisten wiens creaties direct na de eerste beluistering met gejubel worden begroet. Je zou zoiets bijna wantrouwen, ware het niet dat ze ondertussen met velen zijn, en hun schare aanhangers groeit. Hun noten schuifelen tergend langzaam over de notenbalk, in de regel stapsgewijs – een grote sprong is heel wat – en meestal op kousenvoetjes, een beetje als de echtgenoot die 's nachts de trap op loopt na een avondje stappen zonder zijn vrouw.

De Estse notenschrijver Arvo Pärt is de grote voorman van deze stroming die we, vanwege de vaak religieus-geïnspireerde teksten, Nieuwe Spiritualiteit zijn gaan noemen. In 1992 schreef deze 83-jarige treurneus – het gros van zijn stukken staat in mineur – een beklijvend stuk voor strijkers, genaamd Trisagion. Dat bekt als een nieuw soort pijnstiller, maar is Grieks voor “driewerf heilig”: de beginregels van een gebed uit de Byzantijnse liturgie.

Wie op YouTube een opname van het werk beluistert kan spontaan medelijden krijgen met de musici, zó kinderlijk eenvoudig blijken de noten – áls ze al klinken, want er zijn evenveel rusten. Hebben ze daar nu jarenlang uren per dag hun instrument voor geteisterd, om de ene keer een melodie van drie tonen, en meteen daarna hetzelfde te spelen, uitgebreid met één of twee nieuwkomers?
Het lijken wel morsetekens, maar toch is er iets bijzonders aan de hand: saai wordt het niet. Misschien komt het omdat iedere herhaling anders klinkt dan je verwacht, of doordat al die herhalingen gaandeweg je onderbuik beroeren. Bijna niets verandert in heel veel. Dat is, in zekere zin, hoe dan ook miraculeus.

Gepubliceerd op 14 november 2018 in Dagblad De Limburger



Geen opmerkingen:

Een reactie posten