donderdag 25 februari 2016

Kippig stukje


In Cosi fan tutte zette Mozart in een weergaloze aria het liefje van zijn tekstschrijver te kakken.
Bron: www.grootrijswijk.nl

Het scheppen van muzikale beelden behoort tot het huis-tuin en -keukengereedschap van de opera-componist. Als een personage boos is laat je de musici in de orkestbak als wildemannen toonladders omhoog en omlaag spelen, kan hij of zij daarentegen zijn geluk niet op dan verzin je een melodie met allemaal olijke krullen – dat soort werk. Niet onbelangrijk daarbij is de keuze van het instrument: treurnis is aan de hobo goed besteed, terwijl de klarinet het voortreffelijk doet bij een zoetgevooisde herinnering.

Er zijn echter curieuze gevallen, waarbij tekst en muziek op een merkwaardige manier met elkaar in tegenspraak lijken. Van zo'n aria is sprake in Così fan tutte (“zo doen ze allemaal”), een van de laatste opera's van Mozart, waarin klucht en drama op een onnavolgbare manier met elkaar verstrengeld raken. Het begin van de opera is komisch, wanneer twee mannen zich vermommen om elkaars verloofde te gaan versieren – een gevolg van een weddenschap met een cynische vriend, die ervan overtuigd is dat wederzijdse trouw niet besteed is aan de vrouwelijke soort. Tragisch is het gevolg, als blijkt dat de twee vrouwen, tot ontsteltenis van de beide mannen, nog overstag gaan ook, zij het niet op slag en sprong. En wij maar denken dat partnerruil een verworvenheid van de jaren 60 is.

Maar van ruilen komt huilen, althans, dat is de mening van Fiordiligi – de meest standvastige van de twee – voordat zij toegeeft aan haar ontrouw. In de weergaloze aria Come scoglio vergelijkt zij haar persistentie met een onbeweeglijke rots, maar gek genoeg is dat aan de muziek nauwelijks te horen. Sterker nog: het wezenskenmerk van dit paradepaardje onder de sopraan-aria's bestaat uit overdreven grote sprongen in de zang. Het effect is tegenstrijdig, een beetje alsof iemand met zijn vingers op de tafel roffelt, ondertussen prevelend in het geheel niet nerveus te zijn.

Dat Mozart deze rol moest enten op de strot van het arrogante liefje van zijn tekstschrijver verklaart wellicht het een en ander. Mozart verachtte haar, maar zingen kón ze, tenminste, het scheen dat haar stem moeiteloos het sopraan- én altregister omvatte. Opvallend was wel haar gewoonte om bij hoge noten haar hoofd achterover te gooien, en bij lage haar kin op haar borst te drukken. Het scheen dat Mozart haar te kakken wilde zetten door stevig stuivertje te wisselen tussen hoog en laag. Later zei hij dat hij haar op het podium zag “huppelen als een kip”.
Toch is het niet alles karikatuur wat hier de klok slaat. In de beste uitvoering gaat er een soort van dreigende hysterie uit van zo'n hoekige melodie, ongeveer te vergelijken met een ongecontroleerde woede-uitbarsting van een Italiaanse moederkloek. Knappe sopraan die dan het hoofd stil houdt.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 11-02-2016



vrijdag 12 februari 2016

Nuchter op het gemoed werken


Om een aangrijpend orkestwerk te schrijven hoef je niet zelf door diepe dalen te gaan, zo bewees Richard Strauss met Tod und Verklärung.

Bron: www.socialhizo.com
Ooit is het clichébeeld ontstaan van de lijdende componist. De man die op een koude zolderkamer met lege maag – hij krijgt zijn composities aan de straatstenen niet verkocht - een meesterwerk zit te schrijven. Meewarig gooit hij nog een blok hout in de open haard. Het is zijn laatste, daarna zal hij met bibberende handen zijn stuk moeten voltooien. Vertwijfeld pinkt hij een traantje weg.

Het beeld klopt zelden, en al zeker niet bij Richard Strauss, de componist die te boek staat als muzikaal zondagskind, al vergeten we weleens dat hij zijn glansrijke carrière begon als enfant terrible. Dat laatste had vooral te maken met de twee kort na elkaar geschreven opera's Salome en Elektra, stukken die hevig morrelden aan wat het publiek in die tijd - begin 20e eeuw - voor fatsoenlijk aanzag. Strauss zat er niet mee. Integendeel: een beetje schandaal, zo dacht hij, kon de zaalbezetting alleen maar gunstig beïnvloeden. Van de royalty's bouwde hij naar eigen zeggen een riante villa in Garmisch-Partenkirchen.

Zijn kleine twintig jaar eerder schreef de toen 25-jarige Oostenrijker Tod und Verklärung, een omvangrijk orkestwerk dat lange tijd omgeven werd door schimmige raadselen. Zo lazen we ergens dat het stuk - een beschrijving van het stervensuur van een artiest - de weerslag zou zijn van een ernstige ziekte die de componist in de jaren daarvoor zou hebben getroffen. We pluisden de gangbare biografieën na, maar zagen het nergens bevestigd. Tamelijk ontnuchterend, nog eens versterkt door de uitspraak van Strauss zelf, dat hij deze muziek "puur als een product van de fantasie" zou hebben geschreven.

Wellicht werd de beeldvorming beïnvloed doordat bij de partituur een nogal dramatisch gedicht van Alexander Ritter - Strauss' muzikale mentor - staat afgedrukt, maar ook hier gaat het mis: de verzen ontstonden pas nà de première. Wèl kunnen we uit deze woorden afleiden waar de muziek tot in detail over gaat: het opent met de onregelmatige hartslag van de stervende, waarna de doodsstrijd losbarst, wordt teruggeblikt op de jeugd van de zieke, en op extatische wijze het hiernamaals wordt betreden.

Het wonderlijke is nu dat velen het bij deze koel geconstrueerde muziek niet droog houden - vooral de apotheose kan erin hakken. Misschien komt dat omdat Strauss de slotmelodie ook al op eerdere plekken heeft gedropt: hoe vaker het publiek het wijsje hoort, hoe mooier ze het gaan vinden, moet de sluwe vos hebben gedacht. Het werkt een beetje alsof je bij een diner nonchalant een kruidig balletje in de soep naar binnen werkt. Wanneer daarna in de biefstuk dezelfde kruiden zijn verwerkt smaakt dat extra lekker omdat de smaakpapillen reeds in de juiste richting staan.
Tegen zoveel ambachtelijk raffinement is geen enkel clichébeeld bestand.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 14-01-2016