dinsdag 7 juli 2020

Zwaarlijvig Vioolconcert


In Brittens Vioolconcert is geen plaats voor ijdeltuiterij.

In de 19e eeuw nam het vioolconcert een hoge vlucht. Stukken werden langer, de solistenpartij meer virtuoos. Het was de tijd van de prima donna's, die met een handvol werken stad en land afreisden. De ware solist uit die tijd streefde naar eenzame hoogte, minder naar saamhorigheid: wanneer eenmaal de orkestrale inleiding had geklonken nam hij het woord – aan vrouwelijke solisten deden ze toen nog niet – om het daarna ook niet meer af te geven. Als papa spreekt zijn de kinderen stil. Vroeger kon het leven zo overzichtelijk zijn.

Maar voor ijdeltuiterij is geen plaats wanneer zo'n stuk opeens een specifieke lading krijgt. Dat was het geval bij de Oostenrijkse componist Alban Berg in 1935, toen hij besloot zijn noten op te dragen aan de op 18-jarige leeftijd gestorven dochter van zijn goede vriendin Alma Mahler. “Dem Andenken eines Engels” schreef hij op het titelblad, slechts vier woorden, maar genoeg om van het hart een moeras en de ogen een zompige weide te maken. Een jaar later zat de 22-jarige Brit Benjamin Britten geïmponeerd in de zaal bij de wereldpremière te Barcelona. Een Vioolconcert als Requiem, dat lijkt me ook wel wat, moet de jonge hond hebben gedacht.

De omstandigheden waren er hoe dan ook naar: in Spanje lag een burgeroorlog op de loer, waarvan Britten ongetwijfeld het preluderend tromgeroffel had gehoord. Met een zelfde weerzin zal hij gereageerd hebben op de om zich heen grijpende vijandelijke escapades van het Duitse leger in die tijd, waarvan iedereen weet hoe het is afgelopen. Dat hij een overtuigd pacifist en dus dienstweigeraar was namen de vaderlandse leiders hem overigens niet in dank af – strijden voor volk en vaderland moet je! – maar Britten zag maar één uitweg: de wijk nemen naar Noord-Amerika.

Daar voltooide hij in 1939 zijn heavy big-weight Vioolconcert, zoals hij het zelf noemde, en misschien was de samenwerking met de Spaanse violist Antonio Brosa het laatste zetje dat hij nodig had om er definitief een grafsteen voor de gevallenen van de Spaanse guerrilla van te maken. Ingenieus smokkelde hij daartoe Spaans getinte curiosa tussen de noten: in het openingsdeel plakt hij een trots ritme onder een zwijmelende melodie, in het 2e deel dropt hij in het midden een riedel dat onmiddellijk een zigeunerachtige walm verspreidt.

Maar in het slotdeel is het gedaan met de verkleedpartij en wordt het menens. Aan de hand van allerlei variaties op een sluipende melodie in de trombones worden alle hoeken en gaten van het gevoelsspectrum doorlopen. De verzengende klaagzang waar het na zo'n dikke tien minuten in uitmondt knijpt je de keel dicht: schetst Britten hier een beeld van magere Hein? Zulke meesterlijk noten wens je een heel hoge vlucht toe.

Gepubliceerd op 11 maart 2020 in Dagblad De Limburger





Geen opmerkingen:

Een reactie posten