Griegs
beroemde Pianoconcert is veel meer dan een vergaarbak met hippe
volksmuziek
Er
schijnt zoiets als een zeewierburger te bestaan. The Dutch Weedburger
is de even slimme als grappige naam van de plantaardige hap, zo'n
beetje het summum onder de superfoods voor de hedendaagse
mens-met-idealen. Het schijnt goed te verkopen, want gezond eten is
hot. Meer dan dat: het geeft status. Waar dat voorheen verbonden was
met je auto, zit dat tegenwoordig in voeding. Eten is identiteit.
Nu
is dat laatste een begrip waar menigeen zijn vingers aan brandt
(“bent u al op de kerst-, pardon, wintermarkt geweest?”).
Componisten deden daar in de laatste decennia van de 19e
eeuw niet moeilijk over: zij gaven hun brouwsels identiteit door er
gewiekst allerlei volksliedjes door te strooien. De nationale trend
sloeg het best aan bij volkeren die jarenlang onderdrukt werden,
zoals Tsjechië. Finland of Noorwegen. Misschien daarom ging de
muzikale golf van vaderlandsliefde aan Nederlandse toondichters
voorbij: het eerste pianoconcert of symfonie waarin een verzengende
climax wordt gebouwd op de tonen van “Daar was laatst een meisje
loos” of “Sinterklaas kapoentje” moet nog gevonden worden.
De
Noorse notenschrijver Edvard Grieg had daar geen last van.
Voorzichtige pogingen zijn reeds te horen in zijn eerste en enige
pianoconcert, geschreven als 25-jarige jongeling in een gammel
tuinhuisje nabij het stadje Sölleröd benoorden Kopenhagen. Het stuk
schopte het tot dé hit uit zijn oeuvre, en sleepte bijgevolg nog een
aardig unicum in de wacht: het is het allereerste pianoconcert dat
ooit op langspeelplaat is vastgelegd.
In
de opening van het eerste en het derde deel is het meteen raak, maar
of het bestaande deuntjes zijn of dat de besnorde Noor ze modelleerde
naar de vocale folklore van die tijd weet niemand, al lijkt het veel
op het laatste. Een bevriende etymoloog wijst er daarnaast fijntjes
op dat de drie openingsnoten, een trapsgewijze en een sprongsgewijze
wending omlaag, een prototype is uit de Noorse volksmuziek. De
scherpe luisteraar zal dit model ook horen in de entree van de
pianopartij in het tweede deel, en in de markante fluitmelodie in het
hart van het derde deel. Zo'n samenbindend element heet in de muziek
een idée fixe – de bakker van zeewierburgers zou het zuurdesem
noemen.
Toch
is de evergreen uit 1868 nog veel meer dan een vergaarbak met hippe
volksmuziek. Kenners noemen het een intelligente creatie, omdat de
solist niet alleen maar de prima donna speelt, maar het orkest ook
nog een stevige kluif krijgt toegeworpen. De twee zijn constant met
elkaar in dialoog, een kunst die Grieg afkeek van het destijds nogal
trendy pianoconcert van Schumann. Zou hij zich gerealiseerd hebben
dat er zo een stukje Duitse identiteit zijn muziek komt binnen
geslopen? Van dat soort vragen heb je bij een zeewierburger nou geen
last.
Gepubliceerd op 14 december 2018 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten