maandag 1 juni 2015

Onbegrijpelijk mooi



In de opera Orfeo ed Euridice scoorde Von Gluck een hit met een opvallend montere afscheids-aria.

In popmuziek wordt weleens een smartelijke tekst op vrolijke muziek gezet. Absurd voorbeeld is Vamos A La Playa uit 1983 van het Italiaanse duo Righiera. Hele volksstammen hebben de zomerse dijenkletser meegeblèrd, onwetend dat de tekst ging over een atoombom die zojuist was ontploft in de oceaan. Als het grote publiek in de zomer een lekkere kluif krijgt toegeworpen doet de rest er eigenlijk niet zoveel meer toe, als het bier maar smaakt.

In klassieke muziek is zoiets ondenkbaar. Een beetje componist zoekt naar een optimaal verband tussen tekst en muziek. Zo zal hij als er getreurd moet worden steevast de mineurtoonsoort van stal halen, terwijl hij de zang ondersteunt met - pak 'm beet - een bedje van strijkers, een klagende hobo of een kreunende fagot. Doeltreffend is ook een schimmige roffel op de pauk, en hoe meer gesnik, hoe spannender de adembenemende stilte.

Maar er zijn curieuze gevallen, zoals de aria Che farò senza Euridice? (wat moet ik beginnen zonder Euridice?) uit Von Glucks opera Orfeo ed Euridice. Het stuk wordt gezongen op het moment dat Orfeo zijn vrouw Euridice voor de tweede keer ontvalt. De eerste keer was op zijn trouwdag, waarna de goden zich laten vermurwen om de ontroostbare zielenpoot toe te staan af te dalen in de onderwereld. Voorwaarde is wel dat hij zijn echtgenote niet mag aanzien, anders gaat ze ter plekke het hoekje om. Dat houdt natuurlijk geen paard vol.

Een klaagzang vanjewelste is wel het minste dat je op zo'n moment verwacht, vooral ook omdat de tekst druipt van wanhoop en mismoedigheid. Maar Von Gluck toverde een opvallend montere melodie uit zijn hoge hoed, zette er een tjoektjoek-begeleiding onder, en omgordde het geheel met een zonovergoten majeur-jasje. Opmerkelijk, want de 18e eeuwse Duitser maakte zich juist sterk voor een perfecte synthese tussen woord en toon. Alle stemacrobatiek - norm in die dagen - verwees hij naar de prullenbak, terwijl de orkestbegeleiding zo simpel mogelijk moest zijn. Niets moest afleiden van het drama.

De geleerden breken zich het hoofd wat Von Gluck voor ogen had met dat stralende wijsje. Ergens lezen we dat het hier gaat om een sublimering van smart. Een ander wijst op het feit dat de opera in première ging bij de verjaardag van de keizer van Oostenrijk: zo'n hoog heerschap moet je op zo'n feestelijke dag niet lastig vallen met teveel ach en wee. Een eensluidend antwoord is er niet.

Toch wordt je gek genoeg wel degelijk bij de strot gegrepen door deze opera-hit - op YouTube ontwaren we zelfs een karaoke-versie. Misschien komt het doordat Von Gluck welbewust nogal wat zuchtjes imiteerde in de melodie. 
Het blijft merkwaardig.

Gepubliceerd d.d 27-05-2015 in Dagblad de Limburger/ Limburgs Dagblad