In
zijn 14e Symfonie uit 1969 legde Sjostakovitsj een fataal
bommetje onder het genre dat we symfonie noemen
Ooit was er een tijd dat er bij een symfonie ongeschreven wetten
golden. Zo moest de tempo-volgorde van de verschillende delen steeds
snel-langzaam-snel zijn, waarbij na het langzame tweede deel nog een
intermezzo in de vorm van een dans werd ingevoerd. Zo'n vierdelig
stramien gaf ruimte aan het beroeren van een zo breed mogelijk scala
aan emoties, ongeveer vergelijkbaar met een kok die in een
viergangenmenu de smaakpapillen van zijn gast alle hoeken van de
braadpan wil laten zien.
Maar
regels houden nooit lang stand in de kunst, het is nu eenmaal geen
wiskunde. Sterker nog: nergens anders wordt notoir dwarsliggen zo
geprezen als hier. Toch is het weinig bekend dat iemand als Dmitri
Sjostakovitsj uiteindelijk een fataal bommetje legde onder het genre
dat we symfonie noemen. Ga maar na: diens 14e symfonie uit
1969 bevat liefst elf delen, is eigenlijk een liedcyclus, en van
afwisseling in emotie is amper sprake: in ieder deel staat angst
centraal. Als dit stuk een meergangenmenu zou zijn krijg je steeds
hetzelfde gerecht geserveerd, en toch smaakt het iedere keer weer
anders – een kunst op zich.
Nu
was Sjostakovitsj een geval apart. Dat hij het ene moment door Stalin
werd geknuffeld en het volgende moment gekruisigd, doet wat met een
mens. De muziek van de bebrilde Rus is dan ook, om in culinaire
termen te blijven, een beetje te vergelijken met een glas wijn, dat
bij nader inzien steeds meer smaakt als azijn. De luisteraar laat
zich er door meeslepen, omdat hij weet heeft van de bittere
omstandigheden waaronder de noten geschreven zijn. Bij weinig andere
componisten luistert dat zo nauw.
Na
zijn vijftigste werd Sjostakovitsj een pechvogel vanjewelste. Eerst
kreeg hij chronische verlammingsverschijnselen, daarna brak hij tot
tweemaal toe een been, toen kwam er nog een hartinfarct bovenop.
Doodsangst had hem in zijn greep. Hij had in zijn leven al heel wat
pesterijen overwonnen, maar toen magere Hein hem stevig in het vizier
had deed hij het zowat in zijn broek. In allerijl zocht hij, bij
wijze van bezwering, houvast in teksten van dichters als Rilke, Lorca
en Apollinaire, en verklankte die. De liederen hadden één macabere
overeenkomst: steeds is er sprake van een onalledaagse dood.
De
woorden worden met de schamelste tonen bedekt. Sjostakovitsj kon
karrenvrachten aan noten over de luisteraar strooien, maar hier
vallen alle maskers af. Troef zijn beklemmende stiltes, of de vele
eenstemmige passages – vaak door gedempte contrabassen – met de
klank van een sluipmoordenaar die ook niet weet waar hij het zoeken
moet. Als om de schurende desolatie nog te benadrukken schuift het
slagwerk soms aan met een raadselachtig tikje. Elf delen duurt dit
meesterlijke menu, slechts geschikt voor ruimhartige smaakpapillen
met stalen zenuwen.
Gepubliceerd
6 juni 2019 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten