vrijdag 30 januari 2015

Zappen met Prokofiev

Voor het geven van toegiften had Sergej Prokofiev zo zijn gewoontes.


Bron: en.wikipedia.org                     
De Russische componist Sergej Prokofiev had over eigendunk niet te klagen. "Ik ben de enige componist op het conservatorium - de rest zijn prutsers", liet hij zich ooit als 20-jarige student tegenover zijn docenten ontvallen. Ook als pianist kon hij de vloer aanvegen met zijn omgeving. Als hij moest repeteren met een dirigent waar het niet zo mee klikte zette hij soms gewoon niet in. Na afloop van een concert weigerde hij in de regel te buigen, en op jonge leeftijd besloot hij geen toegiften meer te geven, omdat - zo lezen we in zijn dagboek - "dat in wezen niet serieus is".

Wat hij met dat laatste bedoelde weten we niet. Misschien dat het publiek in die tijd bij een toegift verwachtte dat je een medley speelde van een aantal succesnummers uit een populaire opera, zoals Liszt deed. Of dat je als een razende Roelant een arrangement van een bekend symfonisch stukje uit je mouw schudde, waar Rachmaninov patent op had.

Als hij er écht niet onder uit kwam speelde hij liever wat van eigen makelij. Daartoe had hij rond 1917 - hij was toen 26 jaar - wat raadselachtige brouwsels in elkaar gezet, waarin een paar losse melodieflarden op onvoorspelbare wijze over een herkenbaar ritmisch patroon werden geplooid, links en rechts opgeleukt met een welgemikte samenklank. Sfeerschetsjes van een of twee minuten, niet langer. Het publiek begreep er niets van en bond meteen in. Prokofiev haalde zijn schouders op.

Het grappige is nu dat deze eigengereide Rus op deze manier een hele verzameling van die mini-composities bij elkaar heeft gepend. De beste twintig gaf hij een naam: Vluchtigheden. Later veranderde hij dat - op aanraden van een toevallige kennis die goed Frans sprak - in Visions Fugitives (vluchtige beelden), wat inderdaad stukken beter klinkt.

Wie ze alle twintig na elkaar beluistert heeft het gevoel in een bioscoop te zijn beland waarin in snel tempo van de ene naar de andere scene wordt gezapt. Van een elegant juffertje naar een apathische dromer of een spottende clown. Als je maar snel genoeg schakelt kunnen onbegrijpelijke deuntjes opeens reuze intrigerend worden.  

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad d.d. 31-01-2013

De barensweeën van Constanze

Het schijnt dat Mozart zijn 15e strijkkwartet schreef tijdens de bevalling van zijn vrouw. Is dat te horen?


Bron: en.wikipedia.org     
Volgens recent onderzoek wordt multitasken - het uitvoeren van meerdere handelingen tegelijkertijd - steeds meer onze tweede natuur. Zo denken de meeste Nederlanders dat ze minstens drie taken tegelijk kunnen uitvoeren, zoals met volle mond een mailtje schrijven tijdens een telefoongesprek. 30 procent zegt regelmatig te bellen tijdens het autorijden, 9 procent stuurt dan wel eens een sms'je. 

In de achttiende eeuw bestond het begrip nog niet, maar Mozart multitaskte zich een slag in de rondte. Het schijnt dat hij de ouverture van zijn opera Don Giovanni componeerde, terwijl zijn vrouw hem sprookjes voorlas.
Sterker nog is het verhaal van zijn twaalf Duo's voor twee waldhoorns, die hij blijkbaar op de kegelbaan schreef: untern Kegelscheiben schreef hij in de partituur. 

Het zijn knappe staaltjes, al is een kanttekening op zijn plaats: Mozart schreef de noten pas op nadat hij het stuk volledig in zijn hoofd had voltooid. Het échte denkwerk had hij dan al gehad. Daar staat tegenover dat zijn hersens - onafhankelijk van welke andere activiteit - doorlopend aan het componeren waren. Dat zijn 'Vijftiende Strijkkwartet' (KV 421) kennelijk is ontstaan tijdens de nachtelijke bevalling van zijn eerste zoon, lijkt dan ook niet zo vreemd meer.

De vraag is nu: kun je dat ergens aan horen? Drie van de vier delen klinken nogal triest, en gek genoeg zegt dat misschien wel wat, want als je geliefde in een belendende kamer zit te puffen, schreeuwen en kreunen ga je geen vrolijk wijsje fluiten, Maar het tweede deel is opmerkelijk: na een vredig begin perst de cellist vanuit de laagte plotseling tot driemaal toe dezelfde drieklank uit zijn instrument. Vervolgens gaat de eerste violist overdreven zwijmelen, zo'n beetje als een moeder doet wanneer ze ziet dat de kleine over zijn buikje wordt gekriebeld.

Of Mozart het zo bedoeld heeft, weten we niet, maar het horen van barensweeën in deze muziek is gemakkelijker dan eten, praten en mailen tegelijk. 

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad d.d. 23-01-2014

Van de steppe naar de brasserie

In het tweede deel van zijn 1e pianoconcert laat Tsjaikovski opeens een Frans chanson opduiken. 


Bron: nl.wikipedia.org  
In 1977 bestormden Yvonne Keeley en Scott Fitzgerald de hitparade met het liedje If I had words. Wereldwijd werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Als je deze lome meestamper nogmaals beluistert blijkt eigenlijk hoe kinderlijk eenvoudig het recept voor een wereldhit is: zorg voor een ijzersterke melodie, doe niks anders dan die tot in den treure herhalen - hier liefst zes maal - en zet er een herkenbaar ritme - in dit geval een reggaebeat - onder. 
Tikkeltje ontnuchterend is wel dat die melodie simpelweg geplukt is uit het slotdeel van de 3e symfonie - Orgelsymfonie - van Camille Saint-Saëns, een muziekstuk waarvoor naast een groot symfonie-orkest ook nog een monumentaal kerkorgel vereist is.

Popmusici die ervandoor gaan met een stukje klassiek zijn er genoeg, maar het omgekeerde zul je niet snel tegenkomen. Althans tegenwoordig niet, vroeger deden ze daar niet zo moeilijk over. Tsjaikovski baseerde het openings- en slotdeel van zijn wereldberoemde 1e pianoconcert op volkswijsjes uit de Oekraïne. In die tijd was het een modeverschijnsel om klassieke muziek te kruiden met volksmuziek. De identiteit van een land kreeg er smoel door.

Maar in het langzame tweede deel toont Tsjaikovski zich een dwarse nationalist. Als de muziek een eindje op weg is neemt de solist in zijn eentje het woord, schakelt een paar versnellingen hoger, en lijkt opeens onhandig over zijn eigen woorden te struikelen. Toch hebben de celli de boodschap begrepen: pardoes verruilen ze de steppe voor de brasserie en spelen ze een supersnelle variant van het in die dagen bekende chanson Il faut 's amuser, danser et rire. Op de achtergrond dartelt de solist in het rond met steeds nieuwe huppelritmes, alsof hij wil laten horen zeer in zijn nopjes te zijn met deze schalkse kwajongensstreek.

Waarom Tsjaikovski met dit deuntje aankwam is onduidelijk. In de boeken lezen we dat hij het eens in Parijs had gehoord, maar ook dat het een ode is aan de door hem geadoreerde sopraan Désirée Artôt. 
Wellicht vond hij het gewoonweg geinig, want over het componeren moet je misschien niet teveel nadenken: voor je het weet scoor je een wereldhit.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad d.d. 20-12-2012