Het
gemoed van Edward Elgar werd nogal door elkaar geschud tijdens het
schrijven van zijn Celloconcert
Zou
je muziek anders beluisteren wanneer je weet wat een componist ermee
bedoelt heeft? Vermoedelijk wel, al zijn er ook mensen die zonder
kennis van enige achtergrond hun eigen verhaal bij de noten
verzinnen. Wanneer een stralende zonsopgang beschreven wordt horen ze
een innige omhelzing met hun geliefde, of, wie zal het zeggen, een
stel soezende konijntjes. Zolang je je verbeelding gebruikt zijn de
gekste dingen mogelijk, maar het kan ook weleens gaan knagen: dan wil
je weten wat de componist voor ogen stond. Misschien wel eerst een
stralende zonsopgang, daarna een stel soezende konijntjes dat elkaar
innig omhelst.
De
Brit Edward Elgar was weinig mededeelzaam over zijn muziek. Sterker
nog: misschien was hij wel hét prototype van de Altijd Zwijgzame
Componist. Mooiste voorbeeld zijn zijn Enigma Variaties, een kraker
voor orkest uit 1899, die hij zo vol stopte met raadseltjes dat de
geleerden nog steeds aan het zoeken zijn wat er achter de noten
steekt – niet voor niets bedacht hij zo'n merkwaardige titel.
Van
zijn Celloconcert uit 1919 weten we iets meer, maar het blijft
gissen.
Meest gangbaar is de opvatting dat hij met dit stuk de
ellende van de eerste wereldoorlog van zich af schreef, hoewel er
toen meer dingen speelden. Zo schreef hij het hoofdthema van het
eerste deel op zijn ziekbed direct na een amandeloperatie, voor een
zestigplusser in die tijd een risicovolle ingreep. Wie weet stond de
melodie, een verweesd kabbelend wijsje voor de altviolen, wel voor de
pijn die hij ervoer, of voelde hij zich verlaten in het ziekenhuis en
miste hij zijn vrouw. Het kan alle kanten op.
En
er is nog meer. Zijn echtgenote was al een tijdje ernstig ziek – ze
zou een jaar later overlijden – dus ook dát kan meegespeeld
hebben. En toen Elgar was opgeknapt en het niet wilde vlotten met
zijn compositie werd hij als een puber zo verliefd op de veertig jaar
jongere violiste Jelly d'Aranyi. Opeens kwamen de noten als vanzelf
uit zijn pen. Een mens kan door elkaar geschud worden.
Hij
schreef het werk in Sussex, waar hij een schattig zomerhuisje had
gehuurd. Wellicht verklaart dat het aalvlugge en ongrijpbare
hoofdthema van het snelle tweede deel, dat om zich heen grijpt als
een zoemend insect.
Maar het blijkt slechts een uitstapje, want
treurigheid overheerst. De manier waarop de cellist bij het
openingsdeel vertwijfeld met de deur in huis valt zet de toon. En ook
in het slotdeel, dat aanvankelijk nog tekeer gaat als een vrolijke
pup, doet de cello wat hij het liefst doet: treuren om zijn
moedertjelief.
Wanneer
de noten zo prachtig in elkaar grijpen wil je er misschien helemaal
geen uitleg bij, zo is het dan ook wel weer.
Gepubliceerd
6 november 2019 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten