Bron: genedelisa.com |
Er bestaat sinds
mensenheugenis een simpele formule in de klassieke muziek die
betiteld wordt als een reis van donker naar licht. Zo'n stuk begint
altijd met een korte, trage inleiding, waarbij melodieën uit het
niets komen, en even onbestemd weer verdwijnen. De sfeer is
donkergetint, er wordt gezucht en gekreund bij het leven, en als
luisteraar vraag je je af waar dit naar toe moet. Maar na een abrupte
stilte schiet het tempo omhoog, en klinkt opeens muziek waar de pret
vanaf vliegt.
Het publiek is er dol
op. Niets is fijner dan licht aan het einde van de tunnel. Je kunt
het ook zo zeggen: na een poosje tandenknarsen is het dubbel zo leuk
om daarna flink gekieteld te worden. Het verklaart wellicht waarom
het tegenovergestelde - een reis van licht naar donker - door
componisten veel minder vaak werd gehanteerd. Áls het al voorkwam
was er meestal sprake van bijzondere omstandigheden.
Dat was het geval bij
de Hongaar Béla Bartók toen hij zijn 6e strijkkwartet schreef. Hij
begon eraan in de zomer van 1939, maar gaandeweg werd zijn moeder
ernstig ziek. Zij zou later dat jaar overlijden. Daarnaast brak in
september de tweede wereldoorlog uit. Bartok maakte plannen voor een
emigratie naar de Verenigde Staten, want hij had zich in de
voorafgaande periode niet bijster populair gemaakt bij de vijand. Hij
verdomde het al jaren op te treden in Duitsland - hij was tevens een
voortreffelijk pianist - en toen zijn in Leipzig gevestigde
uitgeverij werd overgenomen door de nazi's weigerde hij demonstratief
elke medewerking.
Bartók paste een
variant toe op de formule: niet één, maar álle vier de delen liet
hij beginnen met dezelfde dieptreurige inleiding. Kenners omschrijven
het als het meest wanhopige dat hij ooit uit zijn pen heeft geperst.
In de eerste drie delen speelt hij het nog klaar om er een luchtig
vervolg aan te geven, maar in het slotdeel is er geen ontkomen meer
aan: de inleiding wordt dusdanig uitgebreid dat er geen vrolijke noot
meer aan te pas komt.
Het merkwaardige is dat
Bartók het in de middendelen presteert om deze ellende te combineren
met muziek die eigenlijk best komisch is. Zo presenteert hij in deel
twee een karikatuur van marcherend soldatenvolk. De mars begint al
fout - je kunt horen dat het even duurt voordat alle neuzen dezelfde
kant uitwijzen - en wanneer de ganzenpas een beetje herkenbaar wordt
plaatst hij welgemikte accenten op de verkeerde plek, wat een effect
geeft alsof het onnadenkende gepeupel nog uitglijdt ook.
Bartók wilde het
uitbreken van de oorlog aan de kaak stellen. Je zou erom willen
lachen als de realiteit niet zo bitter was.
Gepubliceerd in dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 9-12-2015