Bron: pianoduo.com |
In
Piazzolla's De Vier Jaargetijden moeten de strijkers ook voor
drumstel spelen
Er
bestaan van die eettentjes waar de kok de borden altijd op dezelfde
manier opmaakt. Of je nu biefstuk of forel bestelt, steevast zit er
een garnituur bij van gegrilde courgette, een met crème fraîche
gevulde gepofte aardappel, en een spies van rode ui, honingtomaat en
babymaïs. Soms wordt er nog een effect aan toegevoegd, zoals een
paar sliertjes gefrituurde prei – u weet niet wat het is maar
begint er het eerst aan – of een staafje siervuurwerk. Een
kinderhand is gauw gevuld, zullen we maar zeggen.
De
muzikale evenknie van dit soort clichés en effecten heet Astor
Piazzolla, de Argentijn die de tango van zijn vaderland zó opsmukte
dat geen mens er meer op kon schuifelen. Dat zijn naam daardoor
synoniem is geworden voor Argentijnse muziek is, gezien zijn
achtergrond, best merkwaardig: van Italiaanse komaf, vanaf zijn
vierde geëmigreerd naar New York, aldaar beïnvloed door jazz,
muziek van Joodse immigranten, en een buurman die de godganselijke
dag Bach op de piano speelde. Wat wij als typisch Argentijns zijn
gaan noemen is eigenlijk een frappante vergaarbak.
Wie
naar zijn De Vier Jaargetijden luistert struikelt zowat over
de effecten. In zowat ieder deel moeten de strijkers soms zó hard
aan de snaar trekken dat die met geweld – auw! – terugkaatst op
het instrument. Van cellisten en contrabassisten wordt gevraagd dat
ze niet alleen strijken en plukken, maar ook meppen op het hout. En
regelmatig moet iedereen de linkerhand – die de snaren bedient –
vliegensvlug omhoog of omlaag schuiven, waardoor een opvallend,
glijdend geluid ontstaat.
Dit
soort muzikale strapatsen trekt nogal de aandacht, ongeacht of een
deel nu Zomer, Herfst of Winter heet. Het punt is sowieso of er iets
in de muziek zit wat terugslaat op de titel, want de delen lijken
best op elkaar: een kwiek ritme hier, een mistige melodie daar.
Wellicht komt het omdat het eigenlijk vier losse composities zijn,
waar Piazzolla later rond 1970 handig een beroemde titel op heeft
geplakt. Het riekt naar een ordinaire verkooptruc, maar geef hem eens
ongelijk: Vivaldi scoort er al eeuwen mee, en de pizza met dezelfde
naam heeft u ook al vaak gegeten.
Het
gekke is nu dat, ondanks de herhaling van zetten, de muziek toch fris
blijft klinken. Je vraag je af hoe dat kan. Misschien komt het
simpelweg door de aanstekelijke vitaliteit van het ritme. Of ligt het
juist aan de veelheid aan effecten, waardoor ieder deel een
overrompelend karakter krijgt. Het kan ook zijn dat de effecten zijn
bedoeld als een imitatie van slagwerk – ketsende snaren, roffelende
klankkasten – waardoor het strijkorkest tegelijkertijd een drumstel
is.
Zo
krijg je twee voor de prijs van een, toch zo gek nog niet. Vind maar
eens een kok die zichzelf herhaald én uitvindt.
Gepubliceerd
op 16 maart 2018 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten