Bron: Volkskrant.nl |
Beethovens
7e symfonie is niet zomaar een platgetreden pad
Een
componist uit het verleden heeft in de loop der jaren een status bij
het publiek opgebouwd. Bij een symfonie van Brahms verwachten we een
donkerbruin gerande orkestklank, anders klopt er iets niet. Voor
smachtende, in doffe eenzaamheid gedrenkte melodieën vluchten we
naar de Russen, terwijl een liefhebber van twinkelende mechaniekjes
graag zijn toevlucht neemt tot Ravel. Voor iedere smaak is wel een
partituur te vinden, daar heeft onze herhaal-cultuur wel voor
gezorgd.
Beethoven
is de man van de grote omwenteling, immers hij ontsloot, als we de
verhalen van de kenners een tikkeltje aandikken, met ridderlijke
onstuimigheid de poort naar de romantiek. Wanneer de Duitser aan het
woord is wensen we de daverende revolutionaire schokken van destijds
opnieuw te beleven, niets meer en niets minder. Nu is het best
onhandig dat zijn stukken – populair als ze zijn – nogal vaak
gespeeld worden, zo vaak eigenlijk dat ze een tikkeltje zijn
verworden tot platgetreden pad. En probeer maar eens verrast te
worden door iets dat je goed kent, het is alsof je een stel pubers de
eerste blote bil op televisie laat zien.
Het
doet natuurlijk niets af aan de muziek, maar het blijft vervelend.
Neem zijn 7e symfonie, waarin elk deel gebaseerd is op een
minutieus ritme dat oeverloos herhaald wordt. De eindeloze schakels
worden opgepompt, barsten uit hun voegen, en exploderen tot
overweldigende klankmassa's. Muziek waarin niet de melodie, maar het
ritme de bovenliggende partij is – het was nog nooit vertoond. Het
leverde de aimabele wildeman juichende klankmassa's en
getourmenteerde strijkers op, want het gevecht dat die laatsten tegen
de verzuring in hun spieren leveren is een verhaal apart.
Het
schiet natuurlijk ook niet op dat we tegenwoordig wel erger gewend
zijn: precies een eeuw na de première van de 7e symfonie
schreeuwden ze in Parijs in 1913 moord en brand, toen Stravinsky's Le
Sacre du Printemps – zo'n beetje de overtreffende trap van
Beethovens procedé – het levenslicht zag. En wat te denken van de
alomtegenwoordigheid in onze tijd van obsessief dreunende bassen die
bij menig buurtfeest, popconcert of dance-festival het trommelvlies
onder hoogspanning zetten? Dan kijk je niet meer zo op van een stel
keurig in het zwart geklede dames en heren die braaf de revolutie
komen prediken.
Maar
je kunt ook stellen dat de verwording tot afgelikte boterham de
populariteit van de 7e symfonie blijkbaar niet heeft
geschaad. De schare Beethoven-liefhebbers wordt er in ieder geval
niet minder om, integendeel: programmeer het stuk en het publiek komt
haast vanzelf. Als je het liedje maar vaak genoeg hoort, gaat het
steeds meer fascineren – een kenmerk van onverwoestbare kunst. Kom
daar maar eens om: afgelikte kost die na veelvuldig proeven steeds
lekkerder wordt.
Gepubliceerd
op 7 april 2018 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten