Bron: blogs.adelaide.edu.au |
De
kale pianostukjes van Eric Satie stonden dwars op de modes van zijn tijd.
Aan
het einde van de 19e eeuw was er van alles aan de hand in
de concertzaal. Symfonie-orkesten barstten uit hun voegen. Wilde je
als notenschrijver tot de harde jongens worden gerekend dan strekte
bovendien de toevoeging van een mega-koor en een stuk of wat vocale
solisten tot de aanbeveling. Een beetje componist moest een stevig
potje kunnen zwelgen, zo was de mores – het publiek snotterde
vanzelf mee. Ook in het operahuis kon de koek niet op: zangers
oefenden zich een slag in de rondte om het geweld van de orkestbak te
overstemmen in diep filosofische spektakels die soms wel vier uur in
beslag namen.
Eric
Satie haalde er zijn schouders bij op. Terwijl verderop
karrenvrachten met decibellen, gesnik en gejammer over de luisteraar
werden uitgestrooid, schreef hij kale pianostukjes die vaak niet
langer dan drie minuten duurden. Een verhaal achter de noten ontbrak,
moeilijk waren ze ook al niet, en van een spanningsopbouw was al
helemaal geen sprake. Eigenlijk deed de bebrilde Fransoos zijn
stinkende best om met zijn stukjes vooral niet op te vallen. Eric
Satie bewoog zich, zou je kunnen zeggen, als een sobere Renault
tussen de blinkende Mercedessen.
Wie
luistert naar Ogives (1887) heeft het idee dat hij achter het
stuur van zo'n Franse roestbak zit. Het ding moet rijden, daarmee
lijkt alles gezegd. In ieder van de vier delen klinkt welgeteld één
melodie, meer is het niet. Nadat die aan het begin eenstemmig heeft
geklonken, wordt die daarna nog drie maal letterlijk herhaald, de ene
keer hard, de andere keer zacht. De enige franje bestaat uit de
toevoeging van wat onbestemde samenklanken. Een Renault met trekhaak.
Bij
dit soort stukjes vraag je je af hoe het kan dat iemand zó de modes
van zijn tijd ontkent. Misschien – wie zal het zeggen – was het
zijn aard. Was Satie zo'n type die tijdens een discussie op een
feestje bij voorbaat een tegengesteld standpunt inneemt. Niet om zijn
gelijk te halen, maar puur om dwars te liggen. Origineel, zeggen de
anderen dan, of, zo u wil, excentriek. Het komt in de beste families
voor.
Maar
kenners zien dat anders. Zij zien Satie als een erudiet die er niets
van moest hebben dat een componist zijn gevoel opdrong aan de
luisteraar, een beetje alsof hij de muziek van zijn tijdgenoten
beschouwde als een vrouw die ongevraagd op je schoot komt zitten en
over je wang begint te likken. Al dat kleffe gezwelg leidt tot niets,
zo moet hij gedacht hebben, en schrapte bijgevolg alles wat daarmee
verband hield. Uiteindelijk hield hij zo goed als niets over, of, zo
zeggen de liefhebbers, alleen de kern. Als je maar lang genoeg gewoon
blijft ga je vanzelf een keertje opvallen.
Gepubliceerd
op 23 febr. 2018 in Dagblad De Limburger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten