donderdag 7 juni 2018

Een doodgewone exentriekeling

Bron: blogs.adelaide.edu.au

De kale pianostukjes van Eric Satie stonden dwars op de modes van zijn tijd.

Aan het einde van de 19e eeuw was er van alles aan de hand in de concertzaal. Symfonie-orkesten barstten uit hun voegen. Wilde je als notenschrijver tot de harde jongens worden gerekend dan strekte bovendien de toevoeging van een mega-koor en een stuk of wat vocale solisten tot de aanbeveling. Een beetje componist moest een stevig potje kunnen zwelgen, zo was de mores – het publiek snotterde vanzelf mee. Ook in het operahuis kon de koek niet op: zangers oefenden zich een slag in de rondte om het geweld van de orkestbak te overstemmen in diep filosofische spektakels die soms wel vier uur in beslag namen.

Eric Satie haalde er zijn schouders bij op. Terwijl verderop karrenvrachten met decibellen, gesnik en gejammer over de luisteraar werden uitgestrooid, schreef hij kale pianostukjes die vaak niet langer dan drie minuten duurden. Een verhaal achter de noten ontbrak, moeilijk waren ze ook al niet, en van een spanningsopbouw was al helemaal geen sprake. Eigenlijk deed de bebrilde Fransoos zijn stinkende best om met zijn stukjes vooral niet op te vallen. Eric Satie bewoog zich, zou je kunnen zeggen, als een sobere Renault tussen de blinkende Mercedessen.

Wie luistert naar Ogives (1887) heeft het idee dat hij achter het stuur van zo'n Franse roestbak zit. Het ding moet rijden, daarmee lijkt alles gezegd. In ieder van de vier delen klinkt welgeteld één melodie, meer is het niet. Nadat die aan het begin eenstemmig heeft geklonken, wordt die daarna nog drie maal letterlijk herhaald, de ene keer hard, de andere keer zacht. De enige franje bestaat uit de toevoeging van wat onbestemde samenklanken. Een Renault met trekhaak.

Bij dit soort stukjes vraag je je af hoe het kan dat iemand zó de modes van zijn tijd ontkent. Misschien – wie zal het zeggen – was het zijn aard. Was Satie zo'n type die tijdens een discussie op een feestje bij voorbaat een tegengesteld standpunt inneemt. Niet om zijn gelijk te halen, maar puur om dwars te liggen. Origineel, zeggen de anderen dan, of, zo u wil, excentriek. Het komt in de beste families voor.

Maar kenners zien dat anders. Zij zien Satie als een erudiet die er niets van moest hebben dat een componist zijn gevoel opdrong aan de luisteraar, een beetje alsof hij de muziek van zijn tijdgenoten beschouwde als een vrouw die ongevraagd op je schoot komt zitten en over je wang begint te likken. Al dat kleffe gezwelg leidt tot niets, zo moet hij gedacht hebben, en schrapte bijgevolg alles wat daarmee verband hield. Uiteindelijk hield hij zo goed als niets over, of, zo zeggen de liefhebbers, alleen de kern. Als je maar lang genoeg gewoon blijft ga je vanzelf een keertje opvallen.

Gepubliceerd op 23 febr. 2018 in Dagblad De Limburger




Geen opmerkingen:

Een reactie posten