maandag 20 november 2017

Niet voor bangeriken

Bron: www.gustavmahler.com
Rondom Mahler's 6e symfonie hangt een angstaanjagende zweem van mystificatie

Van zoiets als geliefde muziek wordt wel gezegd dat ze logisch en natuurlijk klinkt. Je moet het idee hebben dat het vertrouwd aandoet, al heb je het wellicht nog nooit eerder gehoord. Een beetje alsof een man voor het eerst kennismaakt met een vrouw, en zich tegelijkertijd afvraagt waar hij haar ooit eerder heeft gezien. Een pakkend begin lijkt daarbij cruciaal: zonder liefde op het eerste gezicht, of, zo u wil, het eerste gehoor, kunnen we wel inpakken.

Het eisenpakket is hoog, maar er zijn uitzonderingen. Igor Stravinsky stopte bij de aanvang van de vorige eeuw zoveel rauwe klanken in Le Sacre du Printemps dat de kans dat het tot mooiste meisje van de klas gekozen wordt voorgoed verkeken is. Toch trekt het stuk volle zalen, markeert het volgens velen het begin van het modernisme, en bestempelde collega-componist Maurice Ravel het als een meesterwerk. Een lelijk eendje kan het slechter treffen.

Ook Gustav Mahler deed rond 1903 nauwelijks zijn best om dikke maatjes te worden met het grote publiek: de Oostenrijker strooide in het vierde deel van zijn 6e Symfonie zo'n berg noten uit over de luisteraar, dat die slechts met grote moeite een eenvoudig wijsje daaruit na afloop kan reproduceren. Zo wordt het nooit vertrouwd, ook al niet omdat zo'n lawine van klanken zich maar moeilijk leent voor een achtergronddeuntje in de wachtkamer van de huisarts, of de receptie van het hotel waar u zo graag vertoeft.

Maar geloof het of niet, een liefhebber doet een moord voor het stuk. Misschien heeft dat ook wel te maken met de zweem van mystificatie rondom de muziek. Het schijnt dat Mahler – een olijkerd was het niet – in de 6e symfonie rouwt om de ondergang van het mensdom. In het vierde deel leidt dat tot een alles of niets strijd van een denkbeeldig personage tegen het lot. Steeds wanneer de overwinning in zicht lijkt wordt hij geveld, in de partituur gesymboliseerd door een doffe klap met een hamer. Dat waren er, verspreid over een half uur, eerst drie, maar de bijgelovige componist, die dacht dat hij met zijn creatie de goden zou verzoeken, bracht het later terug tot twee. Het mocht niet baten, want een paar jaar later kreeg de componist drie mokerslagen te verwerken: de plotselinge dood van zijn dochter, zijn ontslag als dirigent bij de Weense opera, en de constatering van een ongeneeslijke hartkwaal. Een mens zou er bang van worden.

Er zijn lieden die Mahler profetische gaven toedichten. We weten het niet. Wel dat hij blijkbaar na de generale snikkend en handenwringend door de kleedkamer ijsbeerde, zó greep hem zijn eigen symfonie aan. Geliefde muziek is een rekbaar begrip, zoveel is duidelijk.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 25-10-2017



Geen opmerkingen:

Een reactie posten