Stravinsky's vioolconcert lijkt op een 18e eeuwse woning waarvan de meubels op een verkeerde plek zijn gezet.
Bron: www.anb.org |
Rond 1917 kwam Sergej
Diaghilev - de excentrieke impresario van de Ballets Russes - op het
idee muziek uit de 18-eeuw op het affiche te zetten, om zo in te
spelen op de voorliefde van het grote publiek. Hij spoorde zijn oude
makker Igor Stravinsky op, speelde hem wat stukken door van de
Italiaanse barokmeester Pergolesi, en vroeg hem daar een orkestratie
van te maken voor een ballet. Stravinsky stemde toe, maar deed iets
hoogst ongebruikelijks: in plaats van het origineel letterlijk om te
zetten schrapte hij wat maten, plaatste opvallende deuntjes een tel
of wat later, liet ritmes uit de pas lopen, en morrelde aan de tempi.
Het resultaat van dit
eigenzinnige knip- en plakwerk klonk ironisch en opvallend mild. De
heersende avant-garde beschouwde het aanvankelijk dan ook als een
slechte grap. Logisch: Stravinsky stond bekend als de hooligan onder
de componisten en kwam opeens met neo-classicistische kost aanzetten.
Als modern notenschrijver moest je in die tijd de traditie afzweren,
anders was je maar een watje.
Je kunt je afvragen of
Stravinsky's nieuwe stijl wel zo behoudend was. Eigenlijk gedroeg hij
zich als een binnenhuisarchitect die de klassieke meubels van een
18e-eeuwse woning op een ongebruikelijke plek zette, de bank
doormidden zaagde, stukjes parketvloer op de muur schroefde, het
voetenbankje als bijzettafeltje gebruikte, en de bruine poef een
knalroze kleurtje gaf. Wat je ziet is vertrouwd en verwarrend
tegelijk - wie dat verschil niet opmerkt moet nodig naar de opticien.
Stravinsky schreef in
1931 een vioolconcert met werken van Bach als model. Delen van het
stuk droegen conventionele titels zoals toccata, air en capriccio,
terwijl het speelse samenraapsel eigentijds nog werd opgeleukt met
drammerige ostinati en kuitende dissonanten. De traditionele
solocadens - de plek waar het orkest zwijgt en de solist in zijn
eentje zijn gang mag gaan - werd geschrapt, want Stravinsky had een
broertje dood aan solistische virtuositeit.
Opvallend is dat alle
delen openen met exact dezelfde samenklank. Het idee daarvoor was
ontstaan op een servet in een restaurant, waar Stravinsky een vorkje
prikte met Samuel Dushkin, de violist die de componist wees op de ins
en outs van zijn instrument. De klank was ongebruikelijk en paste
maar net op een viool.
Stravinsky noemde dat
akkoord een paspoort. Waarom weten we niet. Misschien omdat het
elementen van zowel de oude als de nieuwe tijd bevatte, en je er dus
mee kon reizen van het een naar het ander. Het bestond uit de tonen
van een traditionele drieklank, maar op dwarse wijze over de
notenbalk geplooid, bovendien werden er nog een tweetal vreemde tonen
tussen gesmokkeld.
In Stravinsky's
18e-eeuwse woning hebben de klassieke deuren allemaal een eigentijds
belletje.
Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 12-03-2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten