vrijdag 30 januari 2015

Van de steppe naar de brasserie

In het tweede deel van zijn 1e pianoconcert laat Tsjaikovski opeens een Frans chanson opduiken. 


Bron: nl.wikipedia.org  
In 1977 bestormden Yvonne Keeley en Scott Fitzgerald de hitparade met het liedje If I had words. Wereldwijd werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Als je deze lome meestamper nogmaals beluistert blijkt eigenlijk hoe kinderlijk eenvoudig het recept voor een wereldhit is: zorg voor een ijzersterke melodie, doe niks anders dan die tot in den treure herhalen - hier liefst zes maal - en zet er een herkenbaar ritme - in dit geval een reggaebeat - onder. 
Tikkeltje ontnuchterend is wel dat die melodie simpelweg geplukt is uit het slotdeel van de 3e symfonie - Orgelsymfonie - van Camille Saint-Saëns, een muziekstuk waarvoor naast een groot symfonie-orkest ook nog een monumentaal kerkorgel vereist is.

Popmusici die ervandoor gaan met een stukje klassiek zijn er genoeg, maar het omgekeerde zul je niet snel tegenkomen. Althans tegenwoordig niet, vroeger deden ze daar niet zo moeilijk over. Tsjaikovski baseerde het openings- en slotdeel van zijn wereldberoemde 1e pianoconcert op volkswijsjes uit de Oekraïne. In die tijd was het een modeverschijnsel om klassieke muziek te kruiden met volksmuziek. De identiteit van een land kreeg er smoel door.

Maar in het langzame tweede deel toont Tsjaikovski zich een dwarse nationalist. Als de muziek een eindje op weg is neemt de solist in zijn eentje het woord, schakelt een paar versnellingen hoger, en lijkt opeens onhandig over zijn eigen woorden te struikelen. Toch hebben de celli de boodschap begrepen: pardoes verruilen ze de steppe voor de brasserie en spelen ze een supersnelle variant van het in die dagen bekende chanson Il faut 's amuser, danser et rire. Op de achtergrond dartelt de solist in het rond met steeds nieuwe huppelritmes, alsof hij wil laten horen zeer in zijn nopjes te zijn met deze schalkse kwajongensstreek.

Waarom Tsjaikovski met dit deuntje aankwam is onduidelijk. In de boeken lezen we dat hij het eens in Parijs had gehoord, maar ook dat het een ode is aan de door hem geadoreerde sopraan Désirée Artôt. 
Wellicht vond hij het gewoonweg geinig, want over het componeren moet je misschien niet teveel nadenken: voor je het weet scoor je een wereldhit.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad d.d. 20-12-2012



Geen opmerkingen:

Een reactie posten