Bron afb.:www.npr.org |
In
het eerste lied van Schumann's Dichterliebe wordt gerept van vlinders
in de buik, maar wie denkt dat hier de polonaise wordt gedanst heeft
het mis.
Het
scheen dat Robert Schumann er als kleine hummel plezier in had
personen uit zijn omgeving aan de piano te karakteriseren. Zijn
broers, zus, vader en ziekelijke moeder luisterden geamuseerd toe.
Soms maakten ze er een spelletje van en trachten ze te raden wie hij
nu weer in klanken boetseerde. Het hebben van een wonderkind heeft zo
zijn voordelen.
We lazen ergens dat de kleine Robert weleens zijn vader pianistisch onder handen nam, maar dat deze dat zelf niet herkende. Misschien was de ouwe verstrooid, of simpelweg verbaasd wat zijn ukkepuk wel niet allemaal klaarspeelde. Maar het kan ook zijn dat de kleine een invalshoek had gekozen die niet direct voor de hand lag. Althans, daar zou hij later, als volwassen componist, nogal opzien mee baren.
We lazen ergens dat de kleine Robert weleens zijn vader pianistisch onder handen nam, maar dat deze dat zelf niet herkende. Misschien was de ouwe verstrooid, of simpelweg verbaasd wat zijn ukkepuk wel niet allemaal klaarspeelde. Maar het kan ook zijn dat de kleine een invalshoek had gekozen die niet direct voor de hand lag. Althans, daar zou hij later, als volwassen componist, nogal opzien mee baren.
Neem
nou zijn liedcyclus Dichterliebe, een verklanking van zestien
gedichten van Heinrich Heine. Het stuk behoort tot het ijzeren
repertoire van het liedgilde, en beschrijft het verlangen, de
twijfels en angsten van een ongelukkige minnaar – het pad van een
romanticus gaat zelden over rozen. Kenners zien er een
autobiografisch tintje in: Schumann leefde reeds een aantal jaren
gescheiden van zijn geliefde, de begaafde pianiste Clara Wieck. Haar
dominante vader dwarsboomde hun samenzijn en hun voorgenomen
huwelijk, dat pas door de rechter kon worden afgedwongen.
In
het eerste lied – Im wunderschönen Monat Mai – gooit de
componist meteen al zijn troeven op tafel. De tekst rept van vlinders
in de buik, maar wie denkt dat hier de polonaise wordt gedanst heeft
het mis. De zanger droomt zich nog wel een slag in de rondte, maar de
pianopartij zweeft opzichtig tussen mineur en majeur: de hoofdpersoon
heeft zijn hart nog niet verloren of de twijfel slaat al toe.
Nóg
subtieler is de insteek in het 13e lied, Ich hab im
Traum geweinet, waarin de protagonist ten prooi valt aan
waandenkbeelden. De ene keer droomt hij dat zijn geliefde komt te
overlijden, de andere keer dar ze hem verlaat, en tenslotte dat ze
nog steeds samen zijn. In alle drie de strofes ontpopt hij zich hoe
dan ook tot eerste klas jankepot. Maar nergens in het lied wordt het
plengen van tranen muzikaal geïllustreerd. Integendeel: Schumann
laat het klavier zwijgen. Pas als de zanger in alle eenzaamheid –
en na een oorverdovende stilte – zijn zinnen heeft voltooid klinken
een paar pesterige samenklanken, als uit een andere wereld. Met bijna
niets maakt de componist de beklemmende waanzin voelbaar.
Het
is de natte droom van iedere kunstenaar: met weinig middelen alles
kunnen zeggen, een beetje vergelijkbaar met een artiest als Toon
Hermans, die het publiek soms aan het schuddebuiken kreeg door ze
alleen maar aan te staren. Maakt u daar maar eens een spelletje van.
Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad d.d. 9-11-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten