dinsdag 3 februari 2015

Pootje lichten met Ravel

In zijn 2e vioolsonate trok Maurice Ravel de stoute schoenen aan en noteerde blues boven het tweede deel.


Bron: plazilla.com                                   
Een liefhebber van klassieke muziek zou er tegenwoordig vreemd van opkijken als een componist zijn stuk hiphop zou noemen, of funk, techno, of beat. Klassieke muziek en popmuziek zijn gescheiden werelden, twee families die naast elkaar wonen maar de ander geen blik waardig gunnen. De enkeling die de muren slecht wordt al snel beticht van een foute smaak, een beetje alsof je in een restaurant om de appelmoes vraagt.

Een eeuw geleden was dat niet veel anders, al was er een groepje voornamelijk Franse componisten die wat ruimer dachten. Een van hen was Maurice Ravel. De componist die later met zijn Boléro een wereldhit zou scoren was dol op jazz, toen een relatief nieuwe stroming die uit Amerika was komen overwaaien. Ravels platencollectie telde lp's van Louis Armstrong en Sidney Bechett. Het scheen dat hij zelfs een tijdje een hond had die Jazz heette.

Ravel deelde zijn voorliefde voor overzeese negermuziek met Hélène Jourdan-Morhange, een bevriende violiste die een paar kilometer verderop woonde. Zij vroeg hem ooit een vioolconcert voor haar te schrijven maar dat is er nooit van gekomen. In het alternatief - een sonate voor viool en piano - trok de componist de stoute schoenen aan en noteerde blues boven het tweede deel.

Blues was een relatief nieuw genre dat gebezigd werd door Amerikaanse slaven. Het bestond uit een vaststaand akkoordenschema dat constant wordt herhaald, een strakke bas van vier tellen in de maat, en een melodie die op een prettige manier tegendraads is. Soms lijkt het deuntje voor de begeleiding uit te gaan, dan weer erachteraan te hobbelen.

Eigenlijk gaat het om een strakke organisatie en een ontregelend element, een soort wie is de mol voor musici dus. Het leuke is dat Ravel dat laatste op een geraffineerde manier uitvergroot. Het begint al met de inleiding, waar de violist volgens voorschrift een ritme van vier tellen in de maat speelt, maar net als je de cadans te pakken hebt - EEN twee drie vier - wordt de vierde tel benadrukt, dan de derde, en zo gaat het schijnbaar willekeurig verder. Om de haverklap word je pootje gelicht, zeker als de melodie daar later nog een schepje bovenop doet. Probeer daar maar eens op te dansen.

Maar Ravel voegt er ook iets van zichzelf aan toe. In plaats van een vaststaand akkoordenschema formeert hij samenklanken die geheimzinnig schurend overkomen, een effect dat wordt verkregen door de pianopartij op listige wijze af en toe een half toontje hoger te zetten dan de vioolpartij. Op zulke pardoes botsende geluiden waren de Fransen dol. 
Als Ravel dan toch op bezoek ging bij de buren nam hij lekker zelf de taart mee.

Gepubliceerd in Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad d.d. 29-01-2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten