Bron: www.arkivmusic.com |
Het
hartverscheurende eerste deel van Pergolesi's beroemde Stabat Mater
blijkt voor dik driekwart gebietst.
Kent
u het Koningslied nog? Er was destijds van alles mee aan de hand. De
tekst deugde niet en de melodie scheen gejat te zijn. Kenners en
niet-kenners buitelden over elkaar heen om aan te tonen dat ze er een
stukje van de Britse gospelzanger Matt Redman in hoorden, of van de
Ijslandse popgroep Of Monsters and Men. Ook een Japans panfluitlied
werd genoteerd, evenals de titelsong van de animatiefilm Shrek. Als
eenmaal het woord plagiaat is gevallen is het hek van de dam.
Daar
moest je vroeger, laten we zeggen de 18e eeuw, mee
aankomen. Toen bestond het woord nog niet, sterker nog: het
leentjebuur spelen bij een collega werd gezien als eerbetoon. Bach
was dol op muziek van Italiaanse tijdgenoten en schudde bijgevolg
zijn eigen composities ermee op. In Händel's driedelige oratorium
Israel in Egypt is zo'n beetje het gehele 2e deel gepikt.
Je schijnt er brouwsels tegen te komen van Erba, Stradella, Strungk,
Kerll en Urio. U en ik zeggen die namen niets, maar toch.
Zelden
is echter het vergrijp – om het toch maar zo te noemen – zo tot
de verbeelding sprekend als bij het eerste deel van Pergolesi's
Stabat Mater. In het twaalfdelige epos uit 1736, waarin de lijdensweg
van Christus wordt bezien door de ogen van Maria, heeft met name deze
entree wereldroem vergaard. Dat de componist de noten neerpende op
zijn sterfbed heeft daarbij nog voor wat aanvullende mythevorming
gezorgd, maar dat moeten we helaas ontkrachten: het schijnt dat het
werk in verschillende eerdere stadia is ontstaan. Maar sterven met 26
jaar gun je natuurlijk niemand.
Pergolesi
schreef het stuk voor een handvol instrumentalisten en twee
castraten. Voor dat laatste heeft de arbowet in onze tijd een stokje
gestoken, dus nemen countertenors de honneurs waar, of simpelweg een
sopraan en een alt. Stukjesschrijvers komen vaak woorden tekort om de
vermeende symboliek achter de noten – voortvloeiend uit de tekst –
te omschrijven. Zo wordt de verstrengeling van beide stemmen, die om
en om de bovenliggende partij zijn, verklaard als een innige
omhelzing tussen moeder en zoon. De van tijd tot tijd oplichtende
dissonanten zouden het gevolg zijn van de smartelijkheid van het
tafereel, terwijl de staccato-nootjes in de instrumentale inleiding
gezien worden als het plengen van tranen.
Best
mooi gevonden, al is het een tikkeltje ontluisterend om te ontdekken
dat Pergolesi de muziek voor dik driekwart gebietst heeft van de in
1704 gestorven, volledig onbekende Napolitaan Francesco Provenzale.
Toets die naam en Pange Lingua – de titel van het stuk – in op
youtube en u zult verbijsterd zijn wat u hoort. De symboliek kan de
prullenmand in, hoewel het natuurlijk een onweerstaanbaar stukje
blijft. Daar kan geen enkel koningslied tegenop.
Gepubliceerd in dagblad De Limburger/ Limburgs Dagblad d.d. 29 maart 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten